Het was eerste kerstdag, dikke sneeuwvlokken dwarrelden naar beneden en de mensen zaten thuis bij de warme kachel, velen met familie om samen gezellig kerst te vieren met lekkere drankjes en een overheerlijk kerstdiner.
Maar bij Truus Veldstra thuis was ’t koud, haar zoontje dreinde in zijn bedje: “Mama, waarom is het zo koud?” In oude kerstverhalen was er dan vaak geen brandhout of er was geen geld om kolen te kopen. In dit geval had Truus gewoon vergeten om de thermostaat hoger te zetten, omdat ze er met haar gedachten niet bij was.
Truus was bedroefd want haar Willem was een maand geleden weggegaan om bij de schaakclub te gaan schaken, maar hij was niet teruggekeerd. Truus begreep het niet, ze hadden het goed samen, er waren geen financiële problemen en ze hadden een lief en gezond kindje waar ze beiden veel van hielden.
Ze was naar de politie gegaan om haar man als vermist op te geven, maar daar was ze niet veel mee opgeschoten. De agent die haar verklaring opnam, had het niet zo op schakers. Hij had gevraagd of Willem voor haar huwelijk ook al schaakte. Op haar bevestigend antwoord had hij meewarig met zijn hoofd geschud en iets gemompeld van: “Tsja, dan vraag je ook om problemen.” Schakers waren volgens hem niet te vertrouwen. Hij kwam ze regelmatig op het bureau tegen, als ze weer eens een paard of een dame hadden geslagen. Sommige schakers ruilden onderling hun dames, maakten zich schuldig aan bigamie, of offerden gewetenloos hun dame. Weer andere, maar vaak ook dezelfde schakers maakten door te slaan regelmatig het centrum onveilig. Kortom, als je met een schaker trouwde kon je van alles verwachten en was het eigenlijk “Eigen schuld, dikke bult”. Onverrichter zake was Truus dan ook huiswaarts gegaan.
Navraag bij de schaakclub had evenmin iets opgeleverd. Wel had ze vernomen dat Willem op die bewuste avond verloren had en troost had gezocht aan de bar waar hij hem stevig geraakt had. Terwijl de mensen vrolijk bij de mooi opgetuigde kerstboom zaten en zich verheugden op het kerstdiner, was het in huize Veldstra droefenis. Kleine Wimpie lag dreinend met een natte pamper in zijn wiegje en Truus keek naar de sneeuw die nog steeds gestaag neerdwarrelde.
Dan opeens hoorde ze, terwijl kerstklokken beierden, gerucht bij achterdeur. Even later ging de kamerdeur open en daar stond Willem, beschonken, maar hij was er tenminste. “Dag Truus,” sprak Willem terwijl hij de dikke sneeuw van zijn jas schudde, “daar ben ik weer.” Zij wierp zich aan zijn brede borst en tranen van geluk biggelden als parels over haar bleke wangen. “Oh Willem, wat fijn dat je er weer bent! Ga alsjeblieft nooit meer bij me weg!” “Komt goed meid,” sprak Willem, “maar ik moet me nu eerst effe douchen en omkleden, want over een klein uurtje begint op de club het “Kerstrapidschaaktoernooi”, en daar wil ik bij zijn.”
Ja mensen, het is helaas niet anders: schakers blijven schakers, ook met de kerst.