2 mei 2009

Maar zo-zo zijn

Een jongen van 15 komt thuis van school en hoort bij binnenkomst pianomuziek. “Het is weer zover”, denkt hij, "moeder zit weer lekker vals op de piano te spelen."

De jongen heeft gelijk: moeder zit achter het instrument, ze mist af en toe een noot, speelt in een verkeerde toonsoort en het tempo is ook niet geweldig. Toch heeft ze er veel plezier in en geniet van haar niet zo geweldige spel.

De puberzoon kan het niet laten om een sarcastische opmerking te maken: “Als de kat over de toetsen loopt, klinkt het nog muzikaler dan dat gepingel van jou ma”. "Maakt me niets uit, ik heb er plezier in en dat vind ik belangrijker dan dat het perfect is”, antwoordt de moeder.Terwijl ze weet dat haar spel maar zo-zo is, speelt ze piano omdat ze er plezier in heeft. Gelukkig zijn er veel mensen die dingen doen terwijl ze er niet zoveel van bakken.

Veel leden van Schaakstad Apeldoorn komen elke week trouw schaken terwijl ze weten dat hun naam altijd ergens onderin de ranglijst te vinden zal zijn. Ook ik ben zo’n schaker die nooit een topper zal worden, maar als ik af en toe maar eens een keer win en het een veel betere schaker moeilijk kan maken ben ik al tevreden en heb ik er plezier in, net als die moeder van haar pianospel.

Het heeft ook voordelen als je niet zo geweldig bent. Wanneer je tegen een veel betere schaker verliest maakt dat niet zoveel uit: het zat er in en niemand kijkt er van op. Maar als de veel betere schaker verliest, ben je zomaar de held van de avond. Ik heb dat zelf ondervonden toen ik een keer van Jan-Dirk wist te winnen.

“Heb jij er dan nooit de pest in als je verliest?”, zult u zich misschien afvragen. Het antwoord is: natuurlijk wel. Zo speelde ik een tijdje terug bij het “Schaken Overdag” tegen de koploper. In het eindspel had ik nog vier pionnen en een toren; mijn opponent, die drie pionnen en een toren had, bood remise aan. Ik weigerde, want met die pluspion moest het toch mogelijk zijn om te winnen, dacht ik. Een paar zetten later was ik mijn voorsprong kwijt en verloor ik de partij. Ik kan u verzekeren dat ik er stevig de pest in had.

Met een rothumeur reed ik naar huis, waar Dini op de kleinkinderen paste. De eerste woorden van Dennis (mijn kleinzoon) waren: “Opa, ik vind je lief”, en meteen kon mij die verloren schaakpartij geen bal meer schelen.

Als ik dan zie hoe serieus sommigen het schaken nemen door bijvoorbeeld te zeuren over de accommodatie, de tafels, de stoelen of overstuur raken bij de gedachte dat een team degradeert, denk ik wel eens: mensen doe normaal, er zijn belangrijker dingen in het leven dan een verloren of gewonnen schaakpartijtje.