1 december 2010

Over lezen

Ik hou van lezen, geen hoogstaande literatuur, maar lekkere boeken die spannend en geestig zijn en met dat lezen begon ik al heel jong. Mijn moeder spaarde trouw de punten die op de Van Nelle koffie zaten want dan kreeg je de boekjes van Piggelmee, die met zijn vrouwtje Tureluur in een omgekeerde keulse pot woonde. Bij de jam moest je ook weer punten sparen, want dan kreeg je boekjes met Flipje, het fruitbaasje van Tiel in de hoofdrol.

Op verjaardagen vroeg ik altijd de nieuwste Sjors en Sjimmie. En natuurlijk las ik de boeken van Dik Trom, Pietje Bell en Jaap Holm en z'n vrinden. Ook herinner ik me nog de zeer stichtelijke boekjes van de zondagsschool, waarbij je als kleine jongen zoveel leed over je heen kreeg, dat je de tranen bij het lezen over de wangen biggelden.

Strips vond ik ook reuze interessant. Favoriet waren de avonturen van Billie Turf, het dikste studentje ter wereld, die het letterlijk en figuurlijk altijd aan de stok had met meneer Kwel. Ook de Robbedoes en de Donald Duck werden verslonden. Trouwens, de Donald Duck kopen we nog elke week. Na lezing gaan ze naar mijn oudste zoon die ze weer keurig terugbrengt, zodat er nu vele jaargangen klaarliggen voor onze kleinkinderen.

Aan de Asselsestraat, dichtbij de Schoolstraat, was vroeger een boekhandel waar je ook boeken kon lenen. Daar haalde ik onder andere de boeken van Pim Pandoer, Arendsoog, Beekman en Beekman, en de Engelse piloot Biggles. En als u ongeveer van mijn leeftijd bent, herinnert u zich misschien ook nog wel de boeken geschreven door Willy van der Heide over Bob Evers, die met zijn vrienden Arie Roos en Jan Prins over de hele wereld de spannendste dingen meemaakten.

Op rommelmarkten ben ik altijd op zoek naar de boeken van Appie Baantjer, waarin de belevenissen van “De Cock” met C O C K centraal staan. Inmiddels heb ik ze alle zeventig in mijn boekenkast staan. Ook staan er zo’n zestig boekjes van Simon Carmiggelt met de Kronkels die hij jarenlang in het Parool schreef. Deze verzameling Carmiggelt-boeken heb ik aan mijn oudste zoon te danken, die ze bijna allemaal bij kringloopwinkels scoorde.

Erg leuk aan boeken die je bij kringloop of rommelmarkt koopt, zijn de dingetjes en aantekeningen die je soms in die boeken aantreft. Gedroogde planten, oude ansichtkaarten, boodschappenbriefjes, van alles en nog wat. Ergens in een boek had iemand geschreven: “Als ik doodga is alles voor Tineke”. Dat houdt me dan bezig: wie is die Tineke, en wat is dat “alles”? Is dat honderd euro of misschien wel honderdduizend euro? Echt balen dat je zulke dingen nooit te weten komt.

Ook is er een klein gedeelte van een boekenschap ingeruimd voor schaakboeken. Sommige daarvan zijn uitsluitend om wat van te leren, maar die zitten onder het stof want daar kijk ik nooit meer in. “Is aan je spel ook wel te zien”, hoor ik u al zeggen. Maakt me niets uit: zo’n goedkope opmerking neem ik gewoon voor kennisgeving aan.

Ook staan er een paar boeken met verhalen waarbij het schaken een prominente rol speelt. Een daarvan is De Schaakmachine, geschreven door Robert Löhr. Het is het verhaal van Wolfgang von Kempelen die in 1783 een schaakmachine bouwt en daar furore mee maakt. Hij treedt er zelfs mee op bij keizerin Maria Theresia van Oostenrijk.

Ik vermeld het meteen maar even, boeken leen ik nooit uit, want je krijgt ze zelden of nooit meer terug. En als je er al één terugkrijgt, zit-ie vol ezelsoren, chipskruimels en andere etensresten. Evenmin moet je verbaasd zijn als er een aantal pagina’s ontbreekt. Dus als u bijvoorbeeld De Schaakmachine wilt lezen, zet u hem maar op uw lijstje voor Sinterklaas of de Kerstman, zodat u op legale wijze kunt genieten van de uitgekookte streken van Wolfgang von Kempelen.



Diverse links:
- BobEvers.nl
- De Arendsoogwebsite
- Jeugdsentimenten.nl
- Oude Jeugdboeken
- Sjors en Sjimmie en de Rebellenclub
- Simon Carmiggelt (biografie)

Afbeeldingen van:
- Arendsoog
- Biggles
- Flipje van Tiel
- Piggelmee
- Pim Pandoer
- Robbedoes
- Sjors en Sjimmie

1 november 2010

Joop

Bij het bezorgen van Schaakmagazine waren er twee exemplaren met hun cellofaantje aan elkaar blijven plakken, zodat ik ook het exemplaar dat bestemd was voor iemand anders in mijn bus kreeg. Uiteraard bracht ik het blad even naar het goede adres. Het bleek een bejaardenwoning in ons buurtje te zijn. In het tuintje was een stevige, pezige man met een grote grijze snor bezig om onkruid te wieden. We raakten aan de praat en zo maakte ik kennis met Joop.

Joop is dik in de zeventig en een gepensioneerde zeeman, die na het overlijden van zijn vrouw in onze buurt is komen wonen. Op mijn vraag van welke club hij lid was omdat hij Schaakmagazine ontving, antwoordde hij dat hij alleen een abonnement had en geen lid was van een vereniging. Hij is - zoals ze dat noemen - bejaard, maar zijn geest is nog jong en hij heeft een soort humor dat precies bij mij past. Het is dan ook niet bij dat ene bezoekje gebleven: regelmatig lopen we bij elkaar binnen voor een partijtje schaak en een praatje.

Op zijn vele reizen over de wereldzeeën heeft hij veel geschaakt met andere bemanningsleden afkomstig uit allerlei exotische landen. Zijn manier van schaken is door het schaken met mensen uit verschillende culturen voor mij soms erg vreemd, maar altijd spannend en nooit saai. Uiteraard probeerde ik hem zo ver te krijgen om bij onze club te gaan schaken, maar dat wil hij niet: het is geen man van regeltjes. Aanraken is zetten, met een klok schaken en niet gezellig mogen kletsen, zijn allemaal dingen waar hij niets van wil weten.

Ik had al verteld dat we qua humor op één lijn zitten. Dat komt vooral tot uiting als we zomaar uit het niets een verhaal op kunnen hangen dat kant noch wal raakt. Vooral als er vreemden bij zijn is dat leuk, want die weten dan niet wat ze horen, bijvoorbeeld:

“Ap, vanmiddag ging ik even een harinkje kopen en weet je wat ik onderweg tegenkwam?”
“Geen idee.”
“Een olifant met een zwaailicht voorop zijn kop.”
“Een blauwe of een oranje?”
“Een blauwe.”
“Dus vermoedelijk een politieolifant?”
“Nee, het was een brandweerolifant.”
“Oh ja, vanwege zijn slurf natuurlijk.”
“Dat niet, het was meer vanwege zijn vuurrode kleur.”
“Oké duidelijk, was hij op weg naar een brand?”
“Nee, naar zijn moeder voor een bakkie koffie.”
“Gezellig.”

Zo gaat dat tussen ons. We liggen dan helemaal in een deuk vanwege dit eigenlijk zeer domme gepraat.

Een tijdje terug gebeurde er iets aparts. Ik wandelde even naar Joop om te kijken of hij zin had om een potje te schaken. Zoals gebruikelijk liep ik gewoon de achterdeur binnen en wilde doorstomen naar zijn kamer, toen ik een vrouwenstem hoorde. Hij had dus bezoek. Ik wilde me net tactisch terugtrekken toen Joop, die mij gehoord had, de keuken inkwam. Hij fluisterde me toe: “Je komt als geroepen. Je moet me redden want ik heb een vrouw zitten, die ratelt maar door. Ik word knettergek van dat mens, ik moet haar kwijt.”

Op luide toon ging hij verder: “Zo, kom je weer geld halen, aasgier. Ik heb geen geld dus hoepel maar op.” Ik begreep dat ik mee moest spelen en zei op luide toon die zeker door de op een kier staande kamerdeur was te horen: “Je zou vandaag betalen dus kom op, dokken. Anders sta ik niet voor de gevolgen in.” Joop stak zijn duim op als teken dat de discussie zo de goede kant opging: “Je krijgt je geld heus wel maar op het moment heb ik niks. Kom volgende maand maar terug want als alles meezit, kan ik dan wat betalen.” “Dat praatje heb ik vaker gehoord,” baste ik “nu betalen anders neem ik je tv mee.” “Als je dat maar laat, gluiperd”, schold Joop. “Trouwens, je hebt bezoek: kan je daar niet wat van lenen?” “Later misschien, ik ken dat mens nog maar net”, sprak Joop wat zachter maar nog wel zo hard dat het in de kamer te horen was.

We raasden nog even door, maar na het uiten van enkele dreigementen en met de vuist op de tafel slaan, ging ik weg. Op de hoek van de straat zag ik dat de voordeur bij Joop openging en dat een vrouw gehaast het pand verliet. Ik wilde er het mijne van weten en ging snel terug, Joop liet me binnen en nadat we uitgelachen waren van ons toneelstukje, kreeg ik het hele verhaal te horen.

Wat bleek: Joop had in een of ander blaadje een advertentie gezet met deze tekst: Gepensioneerde zeeman heeft voorgoed het anker laten vallen en is op zoek naar een vrouwelijk maatje voor gezelligheid en misschien wel om scheepsbeschuit mee te eten.
Joop lachte: “Ik had eerst willen schrijven: Man met ondergebit zoekt vrouw met bovengebit om samen zoute pinda’s te eten, maar dat heb ik maar niet gedaan.”

Hij had verschillende reacties gehad en de vrouw die bij hem was, was de eerste die hij had ontvangen, de volgende dag zou de volgende komen. “Ap,” sprak hij “we gaan wat afspreken: als het weer zo’n domme kwebbel is steek ik een krant half uit de brievenbus en dan voeren we weer een toneelstukje op om haar weg te krijgen”. Ik stemde toe en ging huiswaarts om Dini het hele verhaal in geuren en kleuren te vertellen.

De volgende middag liep ik rond half vijf, volgens afspraak, richting Joop. De dame zou rond vieren komen en volgens Joop was een half uur genoeg om te zien of het wat kon worden. Ik naderde vol spanning de voordeur en keek goed naar de brievenbus, er stak geen krant half uit en dus ging ik weer terug. Dini was ook erg nieuwsgierig en op mijn mededeling dat er geen krant uit stak sprak ze: “Dat vind ik nu eens hartstikke leuk, ik hoop dat het wat wordt.” Dat kon ik alleen maar beamen.

We zijn nu een halfjaartje verder en ik kan u vertellen dat Joop misschien wel weer gaat varen maar dan... in de huwelijksboot met Agnes, de vrouw voor wie hij geen krant in de brievenbus hoefde te steken.

1 oktober 2010

Je ligt dubbel

Een tijdje geleden deed ik mee aan een rapidtoernooi georganiseerd door de schaakvereniging uit Olst. Er werden zeven ronden Zwitsers gespeeld en het toernooi vond plaats in een café-restaurant in Boskamp, een buurtschap onder de rook van Olst.

Van 1 tot 2 was er een pauze en probeerde iedereen vanwege het mooie weer een plaatsje te vinden op het terras van het restaurant. Omdat er geen plekje meer vrij was, vroeg ik aan een man die met de krant en een kop koffie aan een tafeltje zat, of het goed was dat ik bij hem aanschoof. Het was een oude man met een doorgroefd gezicht en vrolijke pretoogjes, die wel in was voor een praatje.

“Bent u hier ook voor het schaken?”, vroeg ik. “Nee, ik woon hier in de buurt en ben het huis even ontvlucht voor mijn vrouw die het huis aan het schoonmaken is. Ik loop dan alleen maar in de weg, dus ik heb de krant gepakt en ben hier heerlijk in het zonnetje gaan zitten.” Toen de ober kwam, bestelde ik een kom soep en bood de man een kop koffie aan, die hij gretig accepteerde.

“Staat er nog wat belangrijks in de krant?”, vroeg ik. “Nee, alleen maar ellende. Ik lees alleen nog even wat de televisie vanavond brengt, want bij de tv lig ik altijd dubbel van het lachen.” “Zoveel vrolijkheid is er anders niet op de tv”, meldde ik. “Ik lach ook niet om komieken of zo, maar bij panels en actualiteitenprogramma’s lig ik dubbel.”

Ik begreep niet wat hij bedoelde, maar hij legde het me haarfijn uit: “Kijk je hebt bijvoorbeeld Pauw & Witteman. Die hebben dan wat mensen uitgenodigd die zichzelf heel belangrijk vinden en proberen dan maar aan het woord te komen, babbel-de-babbel-de-babbel, je ligt dubbel. Gisteren was er een oude taart uit de politiek. Ze had speciaal voor het programma een permanentje laten zetten en voelde zich heel wat en maar kwekken en babbelen terwijl ze eigenlijk niets zei, ik lag dubbel. Die Pauw had ook wel door dat ze te lang kwebbelde en zei: “Ik geloof dat onze specialist er ook nog wel iets over wil zeggen”. Die specialist, een malloot met een duur maatpak en een zuinig mondje, die wilde wel, babbel-de-babbel. Ach man, ik lag dubbel. Daar kan geen Van Duin of Weijers tegen op.

Ondertussen werden de soep en de koffie gebracht, en terwijl ik een hap nam ging de oude verder: “Pas was er een programma dat over de werkdruk op de werkvloer ging. Een gladde vogel praatte het aan elkaar en er was uiteraard een deskundige uitgenodigd plus een vent die er een boek over geschreven had. Verder zat er een overwerkte schooljuf, die volgens eigen zeggen tegen een burn-dinges aan zat.” “Bedoelt u soms een burn-out?” De oude man bevestigde dat en vervolgde: “Die deskundige kwam met allemaal cijfertjes die moesten bewijzen dat de werkdruk abnormaal hoog lag in deze tijd. Nou man, ik lag dubbel.” Voordat ik er iets tegen in kon brengen, ging hij al weer verder: “Te hoge werkdruk, ik lach me rot. Ik werkte vroeger in de bouw als metselaar en moest elke dag 1000 stenen schoon metselwerk wegleggen. Nou, dat was aanpezen, maar dacht je dat ik daar een burn-dinges van kreeg? Ben je gek, ze zagen je al aankomen. En neem mijn vrouw. Die werkte toen we verkering kregen op een naaiatelier. Ze moest overhemden in elkaar stikken en kon pas naar huis als ze haar aantal had gehaald. Dat was stressen, maar thuisblijven omdat je het niet aankon? Vergeet het maar, voor jou tien anderen.”

“Dus u hebt geen cabaretiers of andere grappenmakers nodig om te lachen?” “Pas lag ik dubbel om een vent die zat te zeveren over normen en waarden. Volgens mij was het een komiek die een karikatuur maakte van een tv-dominee. Nu ik vond die vent echt goed, ik lag dubbel. Toen bleek bij de aftiteling dat het helemaal geen komiek was maar een echte dominee die al die onzin die hij uitkraamde, echt meende. Nu lag ik echt dubbel.”

Het werd tijd om weer te gaan schaken. De man stond ook op en zei: “Ik stap ook maar eens op, want er komt zo dadelijk een herhaling van “Rondom 10” en echt, dan lig ik dubbel.”

1 september 2010

Oude meesters

De oude buitenlandse schaakgrootmeester kan nog prima schaken maar hij is niet meer zo scherp als in zijn jonge jaren. Hij is geboren in een Oostblokland waar iedereen schaakte. Op jeugdige leeftijd was al opgevallen dat hij een groot talent was en met een goede opleiding zou hij een heel grote kunnen worden. Die opleiding kreeg hij, want hij werd toegelaten tot de Staatsschaakschool, waar hij ver van ouders en zijn broers en zussen les kreeg van de grote meesters van zijn land.

De staat was gek op jonge talenten: of het nu turners, zwemmers of schakers waren, ze konden later hun land veel aanzien en prestige geven. Kosten noch moeite werden gespaard om deze talenten op te leiden, dit alles tot meerdere eer en glorie van de staat.

Lang kon hij zich aan de top handhaven, speelde hij in het nationale team en werd een held in zijn land. Financieel had hij het redelijk: hij gaf les, schreef schaakboeken, en speelde in grote buitenlandse toernooien, wat genoeg opleverde om zijn gezin te kunnen onderhouden. Hij was gelukkig en genoot aanzien.

Maar hij werd ouder en nieuwe, jonge talenten dienden zich aan. Hij speelde nog wel bij grote clubs maar niet meer op het eerste bord, hij moest een stapje terug doen. In eigen land was er voor hem al snel niets meer te verdienen. Hij moest gaan spelen bij buitenlandse provinciale clubjes die eenmaal in de hoogste klasse van hun land zich alleen nog kunnen handhaven door mensen zoals hij in te huren.

Voor een handjevol euro’s reist hij dan regelmatig vele honderden kilometers om bij een schaakclub ergens in de provincie ervoor te zorgen dat ze op het hoogste niveau mee kunnen blijven spelen en niet degraderen. Het zijn clubs waar hij geen emotionele binding mee heeft, hij kent vaak alleen de contactpersoon en een paar mensen van het bestuur en dat is het dan. Vaak is hij dan een heel weekend weg, slaapt bij een gastgezin, geeft nog ergens een workshop, soms een simultaan en kan dan met wat harde euro’s terugreizen naar huis en haard.

De wedstrijden zijn vaak in kleine gehorige zalen met slechte stoelen waar meerdere teams tegelijkertijd hun wedstrijd moeten spelen. Er lopen toeschouwers tussen de tafels, er worden deuren open- en dichtgeslagen en er is geroezemoes. In een dergelijke ambiance moet hij zijn kunstje dan weer opvoeren. Ach, dat het niet doodstil is maakt hem niet uit, hij kan zich nog prima concentreren. Maar vaak heeft hij geen zin meer om alle mogelijkheden die de partij biedt te gebruiken.
Afwikkelen naar remise in plaats van er helemaal voor gaan, wordt meer regel dan uitzondering.

Hopelijk zit ik met dit verhaal helemaal naast de waarheid en vindt de oude meester het nog steeds fijn om zich te meten met aanstormende jeugd en vindt hij het prachtig dat hij zijn kennis via workshops, op vooral de jeugdige schakers, kan overbrengen. Maar hoe het ook zij, laten we oude meesters met egards en respect behandelen. Ze verdienen het.

1 juni 2010

Koude kermis

Kermissen, ik ben er gek op: als kind was ik al op elke kermis in Apeldoorn te vinden. Wij woonden aan de Vosselmanstraat, precies op de plek waar nu het politiebureau staat. De kermissen waren vaak op het Beekpark, de markt of Marialust - alles op loop- en fietsafstand van mijn ouderlijk huis. Ik was een nakomertje, mijn broer en zus waren tien en twaalf jaar ouder dan ik en verdienden al. Zij trokken nog wel eens de portemonnee open voor hun kleine broertje, want een kermis kost nu eenmaal geld. Gelukkig was ik zeer bedreven in het spel met de bestuurbare hijskraantjes zodat ik, op mijn beurt, de hele familie van horloges kon voorzien.

Op de kermis op de markt stond meestal een rupsbaan, u weet wel, van die karretjes die pijlsnel in de rondte gaan en waar er halverwege de rit een kap over het geheel gaat zodat je in het pikkedonker verder dendert. Met mijn eerste vriendinnetje, een klasgenootje uit de zesde klas, ging ik daar in. Door de middelpuntvliedende kracht werden we dicht tegen elkaar aangeschoven en toen de kap over de rups ging probeerden we elkaar in het pikkedonker te kussen. Door het gedaver en het schokken van de rups lukte dat niet zo best en hield ze er een door mijn forse voortanden veroorzaakte bloedlip aan over, de romantiek was gelijk weg. Het is dan ook nooit wat geworden met dat meisje.

De Koninginnedagkermis op Marialust vond ik als jongen het mooiste, want daar waren attracties die vaak op andere kermissen ontbraken. Een favoriet was de steile wand waar motoren in een walm van benzine en olie hun rondjes draaiden; het gedaver van de motoren, het schudden en trillen van de hele attractie, ik vond het geweldig.

Ook een favoriet was de bokstent, ik genoot al van de show die aan de voorstelling voorafging, de speaker stelde de boksers en de worstelaars dan voor aan het publiek. "Dames en heren, jongens en meisjes, ik stel u voor Rocky Montana." Na deze woorden kwam de betreffende man naar voren, gaf een roffel tegen een boksbal of beurde een halter met gewichten boven zijn hoofd, waarna de speaker vervolgde: "Rocky Montana opgegroeid in de binnenlanden van Birma, hij vreet ijzer en staal en poept hele locomotieven. Hij looft een premie van 25 gulden uit voor elke amateur of professional die hem kan stoppen of in twee klappen total loss kan slaan." Meteen stak er dan iemand de hand op die dan werd uitgekozen om tegen Rocky te gaan boksen. Omdat ik met de buurjongens elke dag op de kermis was, wisten wij allang dat steeds dezelfde man werd uitgekozen, die hoorde er bij, wij lieten ons niet neppen.

Tegenwoordig ben ik nog steeds gek op kermis, onze slaapkamer staat dan ook vol met honden met zonnebrillen, gifgroene krokodillen, playboy bunny’s, dolfijnen, olifanten, giraffen en niet te vergeten zeer veel verschillende beren, want op elke kermis wordt wel wat gewonnen.


Vorig jaar gingen we naar het Sallandse Oogstfeest Stöppelhaene waar ook een kermis op het programma stond, waar we uiteraard naar toe gingen. Toen we het terrein opliepen kwam er een vader met een zoontje net van het terrein af. De jongen had een plastic pistooltje gewonnen en beet me toe: "Ik schiet je dood, hoor." De vader sprak berispend: "Maar Jurgen, je mag toch geen "je" tegen die meneer zeggen." Waarop het jongetje beleefd zei: "Ik schiet "u" dood, hoor meneer". "Zo is 't beter", zei de vader tevreden. Of het jongetje veel normen en waarden van huis uit mee zal krijgen valt te betwijfelen.

Op deze kermis was een attractie die je tegenwoordig niet vaak meer ziet, namelijk een waarzeggerstent. Een poster bij de ingang van de tent gaf aan dat het medium met de prachtige naam "Marietha Quastanilie" je alles kon vertellen over verleden, heden en toekomst - ook mocht je het medium drie vragen stellen. Dit alles voor de somma van tien euro. Daar wil ik in, zei ik tegen Dini. "Je bent gek, het is allemaal nep", verklaarde zij stellig. Maar ja, als fervent kijker naar het programma Het Zesde Zintuig ben ik wel gevoelig voor occulte zaken en ging toch.

Je kon een kaartje kopen bij de kassa van de naast gelegen achtbaan, ik maakte me los van Dini en kocht een kaartje bij een hoogblonde stevige dame die de kassa beheerde. Ze zei: "Gaat u maar vast naar binnen, het medium komt dan zo bij u." Dini verklaarde nogmaals dat ik knettergek was, maar ik schoof het gordijn al opzij en ging de schemerige tent binnen. Ik nam plaats op een stoel voor een tafel waarachter een soort troon stond. Op de tafel stond een glazen bol en lagen er kaarten met vreemde tekeningen, vermoedelijk tarotkaarten. Verder rook het er naar wierook en branden er elektrische kaarsen, die weinig licht gaven, vermoedelijk om een geheimzinnige sfeer oproepen.

Het duurde even maar toen verscheen Marietha. Volgens mij was het de vrouw van de kassa met nu een donkere pruik op en een ruimvallende rode cape om. Ze nam plaats op de troon en vertelde dat ze eerst iets over het verleden zou vertellen. Haar stem bevestigde mijn indruk dat het de vrouw van de kassa was. Ze had natuurlijk eerst een vervanger moeten roepen voor de kassaverkoop en een pruik op moeten zetten daarom had het even geduurd voordat ze er was. Binnen in de bol ging een rood lampje knipperend branden, ze tuurde er in: "Ik zie dat er bij uw ouderlijk huis een grote groene vlakte was, klopt dat?", vroeg ze. Het klopte, want vlakbij de Vosselmanstraat was het Beekpark, waarnaast een grasveld lag waar we altijd voetbalden. "Verder zie ik ook een gebouw met meerdere verdiepingen in de buurt van uw jeugdadres." Ook dat klopte want aan de Industriestraat, een zijstraat van de Vosselmanstraat, was een soort woonkazerne met meerdere verdiepingen. Dat ze dit goed had was niet zo moeilijk want ik denk dat 99% van de mensen deze vragen wel bevestigend zal beantwoorden.

"Dan gaan we verder met het heden. Ik zie in de bol dat het bij uw huidige adres eigenlijk nooit stil is. Er is altijd wel geluid, klopt dat?" Ook zo’n vraag die niets voorstelt, want tegenwoordig is het nergens meer stil. Dini had gelijk: het was allemaal nep. "Welke plaats woon ik dan?", wilde ik weten. U kunt uw drie vragen nu nog niet stellen, ik ga verder met het heden: "U bent niet alleen op deze kermis. U bent met een vrouw en ik zie vreemd genoeg ook een aapje." Ze was wel slim, want toen ik het kaartje kocht stond Dini naast me met een aapje dat ik gewonnen had met het bulldozerspel.

"Ik ga nu in de kaarten kijken om uw toekomst te voorspellen." Ze schudde de tarotkaarten en ik moest er twee trekken. Ik gaf haar de kaarten en ze legde de eerste open op tafel. Er stond een soort landweg op vol kleurige bloemen in de berm, de weg liep naar de horizon. "Deze kaart vertelt mij", sprak het medium, "dat u een zeer hoge leeftijd zult bereiken." Ze draaide de tweede kaart om, de tekening stelde de aardbol voor: "U zult de hele wereld bereizen en veel avonturen beleven", sprak de vrouw. Fijn dat ik lang zal leven, maar die verre reizen dat zal zeker niet gebeuren, want Rainer Maria Rilke, een beroemde Duitstalige dichter, zei het al: "Reisen? Wohin? Die Fernen sind im Herzen…." Dat zou ook een uitspraak van mij kunnen zijn, want ik heb al heimwee als we een weekendje ergens in eigen land naar een bungalowpark gaan.

"Dan is het nu tijd voor uw drie vragen, elke vraag meer kost vijf euro. Stelt u uw vragen maar." De stem van Marietha haalde me uit mijn overpeinzingen. "Ik ben lid van een schaakclub, over een maand begint de nieuwe competitie. Ik wilde graag weten tegen wie ik de eerste partij speel, of ik die win en hoe hoog ik op de ranglijst zal eindigen." "Even kijken... Ja, ik zie het allemaal in mijn bol. Uw eerste tegenstander is een wat oudere heer met een baardje en ja, na een lange partij gaat u winnen. Verder zie ik dat u bij de bovenste tien van de ranglijst zult eindigen.

Het is nu juni 2010 en ik kan u precies vertellen wat er is uitgekomen van de voorspelling van Marietha. De eerste partij moest ik tegen Roeland Pruijssers, die me in minder dan twintig zetten van het bord veegde. Verder ben ik nog nooit zo laag in een competitie geëindigd, namelijk op plaats 52. Dini had gelijk: het was allemaal nep. Volgende keer koop ik voor dat geld wel twee porties kibbelingen met lekker veel knoflooksaus. Dan stink ik ook, maar niet erin.

1 mei 2010

Allemaal vreemden

Ik heb een euvel dat soms enorm vervelend is: ik kan slecht gezichten onthouden. Mensen herkennen mij vaak en spreken me dan aan, maar vervolgens heb ik geen idee wie het is. Meestal doe ik maar net of ik hem of haar wel herken en hoop dan dat in het gesprek dat volgt duidelijk wordt wie ik voor me heb. Soms lukt dat, maar vaak ook niet en als Dini dan na afloop vraagt “Wie was dat?”, moet ik dikwijls het antwoord schuldig blijven.

In de meubelverkoop, waarin ik werkzaam was, was het ook vaak lastig. Vaak had je klanten die bij het eerste bezoek nog niet beslisten of ze tot koop overgingen - logisch, want het ging vaak om grote bedragen. Vaak had ik had dan van alles laten zien en veel uitgelegd en als ze dan terugkwamen, herkende ik ze niet. Gelukkig had ik een prima collega die de mensen wel herkende en mij dan influisterde: “Dat zijn die mensen die jij hebt gehad voor die slaapkamer van Auping.” Dan wist ik weer wat ik allemaal had laten zien en kon ik de draad weer oppakken.

Een jaar of wat geleden liep ik met Dini tijdens de Pompdagen, een jaarlijks terugkerend dorpsfeest in het Overijsselse Heino waarbij gezelligheid voorop staat. Rommelmarkt, dweilorkesten, gezellige terrasjes, kermis en kraampjes met van alles en nog wat, kortom gezelligheid alom.

Op de rommelmarkt zag ik een schaakbord met mooie sierstukken. Op mijn vraag wat het kosten moest kreeg ik als antwoord 25 euro, vond ik wel erg veel geld. “Is het compleet”, vroeg ik. “Dat weet ik niet. Ik kan niet schaken, kijk maar even.” Ik haalde de stukken uit het doosje en constateerde dat het compleet was, maar dat hoefde de koopman natuurlijk niet te weten. Ik besloot tot een truc en sprak tot de man: “Vier torens, vier paarden, twee dames, twee koningen, vier lopers en zestien pionnen, maar helaas ontbreken de bisschoppen.” “Is dat erg”, vroeg de man. “Ja, heel erg. Zo kan je er niet mee schaken en geef ik er zeker geen 25 euro voor”, meldde ik hem. Uiteindelijk kocht ik het spul voor 5 euro - ik geef het toe, ik heb een slecht karakter.

Met het bord onder de arm gingen we op zoek naar een terras voor een drankje, het was mooi weer en alles zat vol. Opeens stond er iemand op en wenkte ons: “Albert, kom hier maar zitten. Wij hebben nog twee plekken vrij.” We schoven bij de mensen aan, het was een man en vrouw van ongeveer onze leeftijd maar vanwege mijn eerder beschreven euvel herkende ik ze niet.

Ik besloot niets te laten merken: ik zou er wel opkomen, hoopte ik. “En vertel 'ns kerel, open je nog altijd met d2-d4?” Het was dus iemand die mij kende van het schaken, het liet bij mij nog steeds geen belletje rinkelen. We bestelden vanwege het mooie weer een pilsje en ik pijnigde mijn hersens wie die mensen toch waren. Maar eens iets proberen: “Hoe is het met de kinderen”, wilde ik weten. “Je weet hoeveel problemen we gehad hebben met Rob. Je zult het niet geloven maar die zit nu bij de politie en Marjan is getrouwd met een Nieuw-Zeelander en is geëmigreerd.” Rob? Marjan? Het zegt me helemaal niets en Dini kijkt ook of ze het in Keulen hoort donderen: die zegt deze mensen ook niets. De man begint weer: “Zeg Albert, kom jij nog wel eens in die kroeg van dikke Henk?” Dikke Henk? Het zegt me niets en ook vind ik het vreemd dat hij me Albert noemt. Ik heet wel Albert maar word eigenlijk nooit zo genoemd, meestal is het Appie of Ap. “Die kroeg van dikke Henk is gesloopt”, meld ik. “Oh ja, en die tent aan de Wagenstraat dan?” “Ook gesloopt”, als ik eenmaal bezig ben laat ik geen steen op de ander.

Maar al met al heb ik nog steeds geen idee wie die mensen zijn en ben ik bang dat het ook niet naar boven komt. Dus voor ik door de mand val lijkt het me beter om op te stappen. Dus we nemen afscheid, de man zegt nog: “Groeten aan iedereen in Ommen en speciaal aan Elsje, ouwe snoeper.” Ommen? Elsje? Ik ken niemand in Ommen, die vent verwisselt me met een andere Albert die toevallig ook schaakt. Nu ja, gelukkig maar, want ik begon al te twijfelen aan mijn verstandelijke vermogens omdat ik niets van die vent in beeld kreeg. Dus ik zwaai nog maar eens en loop met Dini het feestgewoel weer in.

Maar dan begint Dini: “Wie ken jij allemaal in Ommen en wie is die Elsje?” Als ik omstandig uitleg dat die vent zich vergist en dat hij me aanziet voor een ander, dat ik niemand in Ommen ken en zeker geen Elsje, zie ik twijfel in haar ogen en bijt ze me toe: “Zal allemaal wel, maar ik geloof er geen bal van.” Op dat moment maakt een vrouw zich los van een kraampje van een af andere sekte en zegt, terwijl ze me een folder in de hand drukt, “Weet u dat het einde van de wereld nabij is?” Ik wist het.

28 maart 2010

Dagje uit

We zitten op camping ’t Haasje, ons vaste stekkie voor weekenden en vakantie, en we hebben zin om een dagje uit te gaan. Daar hebben we een formule voor, die ons altijd weer een verrassende tocht oplevert en ons op de vreemdste plaatsen brengt. Het gaat door middel van een kookwekker en verschillende types opdrachtkaartjes. Na de koffie gaan we van start door van het geschudde stapeltje startkaarten, er één te pakken. Op het kaartje staat: "Zet de kookwekker op 30 minuten en ga in westelijke richting. Als de wekker gaat een opdrachtkaart van de stapel nemen."

Meteen in westelijke richting gaan kan niet want dan zouden we in de IJssel belanden, daarom rijden we naar de pont en varen in westelijke richting naar Welsum. Vanaf de pont rijden we via boerenweggetjes zoveel mogelijk in westelijke richting. Als de kookwekker gaat, stoppen we om een opdrachtkaartje te pakken en zijn we heel benieuwd waar het lot ons brengen zal. "Rij rechtdoor en stop bij de eerste horecagelegenheid. Vraag daar bij het gebruiken van een kop koffie naar het dichtstbijzijnde museum en ga daar heen."

We rijden verder en na een paar kilometer zien we een uitspanning voorzien van fleurige vlaggen die ons vrolijk wapperend uitnodigen om hier iets te gaan drinken. Het blijkt dat we zijn aangeland in De Rietstulp in Oene. Het is er rustig, een echtpaar in de leeftijd waarvan je kunt zeggen "die hebben het meeste brood wel gegeten", zit aan de koffie met een appelpunt, terwijl een zenuwachtig hondje verwoede pogingen doet om bij de vrouw op schoot te klimmen.

De opdracht is om koffie te bestellen maar wij kunnen de verleiding niet weerstaan om er ook een appelpunt, compleet met slagroom, bij te nemen. Het wordt gebracht door de baas van het spul, een gezette vijftiger met een uitstraling van iemand die het allemaal wel prima vindt, hem maken ze niet gek.

Het hondje heeft zijn pogingen om de schoot van het vrouwtje te beklimmen opgegeven en drentelt onze richting uit. Dini is gek op alles wat bloeit en groeit en heeft het diertje al opgepakt en gevoerd met een stukje appeltaart, voordat de eigenaresse doorheeft dat het hondje zijn heil elders heeft gezocht.

Ze komt het beest weer halen en knoopt gelijk een gesprekje aan, een mooie gelegenheid om te vragen naar het dichtstbijzijnde museum. Volgens haar is dat Hagedoorns Plaatse, een Veluws streekmuseum in Epe. Ze weet het adres niet maar dat weet de kastelein wel want hij heeft een foldertje over het museum dat hij ons overhandigt. Het blijkt aan de Ledderweg te zitten, na het invoeren van deze straat in het navigatiesysteem brengt Truus, zoals we de vrouwelijke stem uit het apparaat genoemd hebben, ons feilloos naar Hagedoorns Plaatse. Voor een paar euro’s gaat er een vrijwilliger met ons mee en leren en zien we, hoe het in vroegere tijden toeging op deze arme Veluwse zandgronden. Het was niet echt een vrolijk bestaan en het verhaal van de enthousiaste vrijwilliger doet je dan ook niet terugverlangen naar "die goeie ouwe tijd", maar het was wel interessant.

Terug in de auto pakken we een kaartje uit de categorie Eten en iets doen: "Ga ergens een uitsmijter eten en probeer iemand te vinden om een potje mee te schaken." Dat eerste is niet zo moeilijk: er zijn eettentjes genoeg, maar om iemand te vinden om mee te schaken zal nog niet meevallen.

We komen terecht in een goed beklant café ergens aan de buitenkant van Epe, waar we na de uitsmijter aan de bar eens voorzichtig informeren of er iemand is om een partij mee te schaken. Die is er niet maar de barman zal even bellen naar Aalt van dikke Marie, die wil op zijn speciale schaakbord altijd wel iemand uitdagen. Aalt wil wel en na een kwartier komt de man aanfietsen met een schaakbord en een doos stukken in de fietstas. Het is een stevige man aan de goede kant van de 60 met pretoogjes, die joviaal wordt begroet door de klanten van het café. Er is geen twijfel mogelijk, het is een vaste klant.

Nadat we elkaar de hand geschud hebben, zoeken we een tafeltje. Ik trakteer op een pilsje en Aalt vouwt het schaakbord uit en begint de stukken te plaatsen, die in de vorm zijn van borrelglaasjes. Als ze geplaatst zijn komt de barman aanlopen en voordat ik heb kunnen protesteren, worden de glaasjes gevuld met allerhande gedistilleerd. De regels zijn simpel: voor een speciale prijs van €50,00 zijn de 32 glaasjes gevuld en kan er geschaakt worden, elk glas dat je slaat van de tegenstander moet je opdrinken en wie de partij wint mag de overgebleven glaasjes nuttigen, de verliezer betaalt de rekening. Bij remise betaalt ieder €25,00. Ik zeg dat ik nog moet rijden maar dat wordt weggewuifd met de woorden "Hier is nooit controle, dus vooruit met de geit".

Dini zit aan de bar en ik zie dat ze geanimeerd in gesprek is met de mensen om haar heen. Ze maakt net een glas citroen brandewijn soldaat en ik zie dat er al weer een vol glas op haar staat te wachten, van haar hoef ik geen hulp te verwachten.
Er zit niets anders op, we gaan van start. Aalt is een stevige afruiler zodat we na een kwartier spelen al de nodige glaasjes achter de kiezen hebben. Ik begin het allemaal erg leuk te vinden en we spelen in een prima stemming verder. Als de dames geruild worden blijken deze glaasjes minstens twee keer zoveel inhoud te bevatten als de andere glaasjes. De barman heeft de glazen gevuld met van en alles en nog wat en na het achterover slaan van de dame voel ik de drank, ik denk Berenburg, naar mijn hoofd stijgen.

Ik denk dat ik beter kan schaken dan Aalt, maar dat hij beter tegen drank kan: op een gegeven moment zie ik wel dertig schaakborden en als ik opsta om even te toiletteren, zie ik de hele wereld voor een doedelzak aan. Dit gaat niet meer goed komen en ik besluit, als ik na het toiletbezoek met veel moeite het tafeltje waar ik zat te schaken teruggevonden heb, om maar op te geven. Aalt vindt het best en biedt joviaal aan dat ik de glaasjes die ik nog op het bord heb staan, rustig zelf op mag drinken.

Normaal ga ik nooit met drank op achter het stuur, maar nu zit ik met hevige "pien in ’t dak" achter het stuur en probeer de weg terug te vinden naar de camping. Aan Dini heb ik ook niks, want die heeft zich prima vermaakt en ziet door de nodige brandewijntjes de hele wereld door een roze bril.

Plotseling hoor ik een belletje. Volgens mij is het de kookwekker die van de kook is geraakt en spontaan aan het rinkelen is gegaan. Maar het is de kookwekker helemaal niet: het is de wekker die op het nachtkastje staat en ons wakker wil maken. Nadat ik het apparaat tot zwijgen heb gebracht, realiseer ik me dat ik in bed lig op de camping en dat ik het hele uitje gedroomd heb, wat een opluchting.
Dini is ook wakker geworden en zegt: "Het is negen uur, we gaan er uit want vandaag zouden we toch een verrassingstocht met de kaartjes maken?" "Oh ja, dat is waar ook", zeg ik, "maar vind je het erg om vandaag gezellig op de camping te blijven?"


Grotere kaart weergeven
Gevolgde route, voor zover onthouden...

1 maart 2010

Spreekwoorden en gezegdes

De Nederlandse taal is rijk aan spreekwoorden en gezegdes, maar wist u dat de meeste van deze spreuken afkomstig zijn van het schaken? Nee? Ik ook niet, maar bij nader onderzoek blijkt dat verreweg de meeste spreekwoorden en gezegdes hun oorsprong vinden in het schaken. Hier enkele voorbeelden:

Spreekwoord/gezegdeBetekenis
Hij is schaakmatEr is geen uitweg meer
De koning is dood, leve de koningJe hebt verloren maar speelt gelijk een nieuwe partij
Ik ben van de partijIk doe mee
Hoog van de toren blazenHij is een opschepper
Op en top een dameDat is een mooi stuk

De nu volgende spreekwoorden en gezegdes komen oorspronkelijk ook van het schaken, maar zijn in de loop van de tijd veranderd:

Spreekwoord/gezegde Oorsprong Betekenis
Wat heb ik nu aan mijn fiets hangen Wat heb ik nu op mijn schaakbord staan Wat gebeurt er allemaal
Op een oude fiets moet je het leren Op een oud schaakbord moet je het leren Begin niet gelijk met dure nieuwe spullen
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht Beter één dame op het bord dan tien in het doosje Je moet het doen met wat je hebt
De appel valt niet ver van de stam De pion valt niet ver van het bord Een pion kan niet vliegen
De kogel is door de kerk De dame is van het bord Er komt duidelijkheid
Iemand het brood uit de mond stoten Iemand zijn stukken van het bord slaan Iemand benadelen
Hij kan meer dan van brood poep maken Hij kan meer dan alleen afruilen Hij is zo dom nog niet
Daar draai ik mijn hand niet voor om Daar draai ik mijn paard niet voor om Het is gemakkelijk
Als je hem een vinger geeft wil hij de hele hand Als je hem een pion geeft wil hij ook de dame Hij is nooit tevreden
Al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaalt haar wel Al is de loper nog zo snel de toren achter haalt haar wel Een toren is uiteindelijk beter
Het is hondenweer Het is schaakweer Mooi weer om te schaken
De beste stuurlui staan aan wal De beste schakers staan aan de kant Meekijkers weten het altijd beter
Geen dak boven je hoofd hebben Geen schaakbord boven je hoofd hebben Geen lid van een schaakclub zijn
Goed gereedschap hangt onder een afdakje Een goed schaakbord staat onder een afdakje Ga niet in de regen schaken
Eén zwaluw maakt nog geen zomer Eén overwinning maakt nog geen kampioen Eén keer winnen zegt niets
Een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen Een pion weggeven om een toren te pakken Iets offeren om iets beters terug te krijgen
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens Zoals het schaak- klokje op de club tikt, tikt het nergens Schaken bij je eigen club is het prettigst

Dit is maar een kleine greep uit alle spreekwoorden en gezegdes die allemaal ontstaan zijn uit het schaken.

Als u het bovenstaande allemaal niet gelooft is dat jammer, maar geloof kan ik u niet geven. Trouwens, dat was oorspronkelijk: schaak kan ik u niet geven, en betekent: ik weet het ook allemaal niet meer.

1 februari 2010

Ziekenzaaltje

De telefoon gaat en een wat bibberende vrouwenstem vraagt of ik meneer Ketting ben van het schaken. Op mijn bevestigend antwoord komt er een heel verhaal. In het kort komt het erop neer dat haar 85-jarige man in een verzorgingshuis is geplaatst en graag eens een partij zou willen schaken. Of ik misschien bereid ben om dat eens met hem te doen.

Zo komt het dat ik met een schaakbord onder de arm enige dagen later het betreffende tehuis binnenwandel om mij van mijn sociale kant te laten zien. Bij de receptie verneem ik dat de heer De Jong (niet zijn echte naam) helaas niet op zijn kamer is, maar om wat onduidelijke klachten in het ziekenzaaltje van de instelling ligt. De vriendelijke receptioniste legt me uit hoe ik er moet komen en na een paar foute afslagen vind ik het zaaltje.

In het zaaltje staan zes bedden waarvan er vier bezet zijn. Als ik het even snel overzie, drie vrouwen en een man met een norse trek op zijn gezicht, dat zal meneer De Jong dan wel zijn. Naast hem ligt een breekbaar vrouwtje waarvan, nog net, de grijze haren en haar gezicht boven de dekens uitkomen. Ze begint bij mijn binnenkomst gelijk op een klaaglijke toon: “Schwester……schwester” te roepen.

Een stevige vrouw met schelle stem en rode konen die tegenover het vrouwtje rechtop in haar bed zit, haakt er meteen op in: “Het is de zuster niet, het is een man en die komt vast niet voor jou, dus hou je bek.” Het lijkt me niet echt een liefdevol zaaltje. Aan het eind bij het raam ligt nog een oud vrouwtje met aan haar bed een mooi meisje van een jaar of zeventien. Op het bed ligt een uitgepakte doos bonbons vermoedelijk meegebracht door het meisje.

Op een stoel naast het bed van de heer De Jong zat een oudere dame die bij mijn binnenkomst opstaat en naar mij toekomt, ze vraagt of ik meneer Ketting ben. Op mijn bevestigend antwoord zegt ze dat ze mevrouw De Jong is en stelt mij voor aan haar man: “Geert”, zegt ze met de bibberende stem die ik herken van het telefoongesprek, “hier is meneer Ketting die zo vriendelijk is om met jou een potje te schaken. Is dat niet aardig van hem?” “Schaken met mij?" zegt de Jong, “Geen zin aan.”

De vrouw naast hem begint maar weer eens “Schwester……schwester” te roepen. Het mooie meisje neemt afscheid van vermoedelijk haar Oma en verlaat opgelucht het zaaltje de vrijheid tegemoet. De vrouw met de schelle stem roept naar de Oma: “Maak die doos van je kleindochter is open ik lust wel een bonbon.” “Het was mijn dochter en je krijgt niks want jij geeft ook nooit wat weg” “Het was je kleindochter, dom mens, want je dochter komt niet meer bij je omdat je zo krenterig bent.” “Schwester……schwester” begint het grijze hoofd maar weer eens. Volgens mij ben ik in een horror zaal terechtkomen.

“Misschien is het beter als ik eens kom schaken als u weer in uw eigen kamer terug bent”, opper ik, “Want het is hier ook wat lastig met het bord en zo.” “Oh, maar dat gaat best hier”, zegt mevrouw De Jong, “Want jullie kunnen toch aan het tafeltje daar gaan zitten. Kom Geert, trek je kamerjas aan, dan zet meneer Ketting de spullen wel klaar.” “Ik ga niet schaken”, klinkt het uit het bed. “Als meneer geen zin heeft dan kom ik later wel terug”, zeg ik want ik wil eigenlijk het liefst “de pleiterik” maken.

Maar mevrouw De Jong is niet van plan om op te geven en begint al aan haar Geert te trekken om hem het bed uit te krijgen. Ten einde raad begin ik aan het tafeltje aan het eind van het zaaltje het bord en de stukken maar op te stellen. “Schwester……schwester”, het vrouwtje geeft ook niet op. Met grote tegenzin heeft Geert zijn kamerjas aangetrokken en schuift hij aan bij het tafeltje, waar ik de stukken al keurig opgesteld heb.

“Dan ga ik nu even een zuster zoeken om te vragen of we thee of koffie kunnen krijgen dan kunnen jullie nu lekker schaken”, zegt mevrouw De Jong en verlaat het zaaltje terwijl de schelle stem haar naroept: “Zorg dat er wat bij is maar niet van die uitgedroogde oude koekies!”

“Zullen we loten wie zwart of wit heeft”, stel ik voor, maar De Jong meldt dat hij alleen met wit wil spelen. Terwijl we de eerste zetten doen geeft het vrouwtje met de Duitse tongval weer eens acte de présence door het inmiddels bekende “Schwester……schwester” te roepen.

De heer De Jong doet maar wat: zijn stelling is rommelig en er zit totaal geen lijn in. Op een gegeven moment kan ik met mijn dame op d4 een pion slaan, meteen schaak geven en een ongedekte toren op a1 aanvallen. Door deze zet komt de heer De Jong een pion en een toren achter en hoop ik snel te winnen zodat ik weg kan, want erg gezellig is het allemaal niet. Maar De Jong is niet onder de indruk van mijn zet, hij pakt de aangevallen toren en gaat er diagonaal mee over het bord en slaat mijn dame.

“Sorry meneer De Jong, maar een toren mag alleen maar recht voor- of achteruit of recht naar links en rechts maar niet schuin. Dus u kunt met die toren mijn dame echt niet slaan.” “Luister eens, eh... dinges, ik ben effe je naam kwijt, als je niet tegen je verlies kunt mot je niet gaan schaken.” “Ik kan prima tegen verlies, maar u moet u wel aan de regels houden.” “Ik doe het altijd zo, dus nu ook. Jij bent aan zet.”

Voordat deze discussie in een handgemeen eindigt, wordt de deur opengedaan en komt mevrouw De Jong met in haar kielzog een leuke verpleegster met een kar vol met van alles nog en nog wat binnengereden. Het volgende kwartier worden we voorzien van koffie en thee met een voorverpakt koekje dat al enige tijd over de datum en inderdaad uitgedroogd is. De schelle stem vraagt dan ook aan de verpleegzuster: “Wil je van ons af door ons die ouwe zooi te voeren?” De zuster kent haar pappenheimers en antwoordt gevat: “Nee hoor lievie, om jou op te ruimen moet ik met veel zwaardere middelen komen.”

Schwester……schwester” is ook weer present, maar de zuster heeft geen tijd: “Ik moet eerst iedereen iets te drinken geven en dan kom ik hoor, lievie.” Voor haar is iedereen een “lievie”, scheelt wel een hoop namen onthouden.

“Dinges, jij bent aan zet, opschieten, ik wil weer naar mijn bed.” De Jong is de oorlog weer begonnen. Ik kies eieren voor mijn geld en wil weg: “Ik ben mijn dame kwijt en dan heeft het weinig zin om door te gaan. Dus geef ik op, dan kunt u weer rusten.” Ik mik de stukken snel in het doosje, geef de verbaasde mevrouw De Jong een hand, groet de anderen en maak dat ik wegkom. Bij de deur hoor ik De Jong zeggen: “Die vent kan niet schaken” en als ik de deur dichtdoe, hoor ik nog net “Schwester……schwester”.

6 januari 2010

Geen goede voornemens, of toch?

Wij zijn alweer een dag of wat bezig in 2010 en zeg eens, hoe gaat het?

Bent u alweer gestopt met uw goede voornemens of doet u nog steeds manhaftige pogingen om via Sonja Bakker - of een ander onzinnig dieet - af te vallen? Misschien is het u gelukt om door het gebruik van nicotinevervangers, of misschien wel door acupunctuur, nog steeds niet te roken? Was u van plan minder te drinken, maar heeft u al weer een flinke kater gehad?

Misschien had u zich wel voorgenomen om geen ruzie meer te maken en heeft u in het nog prille jaar de eerste daverende ruzies al weer uitgevochten met, nota bene, de mensen van wie u houdt.

Ik maak geen goede voornemens, maar wel was ik van plan om mijn schaakprestaties dit jaar wat op te vijzelen door eens een schaakboek in te kijken, en om eens een partij na te spelen op de computer. Ook wilde ik eens bij de uitlegsessies op de dinsdagavond gaan kijken. Ik geloof niet dat mijn schaakpeil daarvan zal stijgen, maar het houdt je van de straat.

Het mooie van schaken is natuurlijk dat je het nooit helemaal onder de knie zult krijgen en dat zelfs topschakers nog partijen verliezen. In 1974 ontwierp Ernö Rubik de Rubiks kubus, u weet wel, dat zenuwen ding waarbij je door draaien één kleur op elke zijde moest zien te krijgen. In de jaren tachtig werd het ding door een slimme speelgoedhandelaar op de markt gebracht en stortte iedereen zich er op. Dat resulteerde er in dat er mensen waren die in een mum van tijd alle kleuren op de goede plek konden zetten. Die konden het dus en dan ben je er klaar mee; vervolgens kun je het ding weggooien.

Zou je het schaken wel helemaal onder de knie kunnen krijgen, dan kon je stukken en bord ook weggooien, net als Rubiks kubus. Dus ga ik in 2010, ondanks de zekerheid dat ik het nooit zal kunnen, toch maar mijn best doen om iets beter te gaan schaken, doet u mee?