1 oktober 2009

Schaken als een leeuw

Als kind groeide ik op aan de Vosselmanstraat: waar nu het politiebureau staat, stond toen ons huis, dicht bij het Beekpark waar regelmatig kermissen en circussen hun tenten opsloegen. Vooral de circussen waren bij mij en de buurjongens erg in trek, want als je van aanpakken wist mocht je helpen met het opbouwen en inrichten van de tent. Je kreeg betaald in vrijkaartjes die alleen inwisselbaar waren voor een middagvoorstelling, want dan kwam de tent toch nog nooit vol. Zo kostten we eigenlijk niks. Ons maakte dat niets uit: we hadden niet in de gaten dat we eigenlijk uitgebuit werden en sjouwden manmoedig met planken die, vastgehaakt aan het frame van de tribune, zitplaatsen opleverden voor het geëerd publiek.

Als je dan met je vriendjes gratis naar het circus mocht, genoot je met volle teugen van de clowns, acrobaten en koorddansers. Maar het mooiste was nog als je bij wijze van groet je hand opstak naar een van de jou bekende circusmensen. Als die persoon dan teruggroette, gaf dat je het gevoel dat je ook een beetje bij het circus hoorde. Door deze jeugdervaringen heb ik dan ook nog steeds een zwak voor het circus.

Kortgeleden deden aanplakbiljetten schreeuwerig hun best om publiek te trekken voor een circus dat zijn tenten zou opslaan in Deventer. Naast de gebruikelijke circusacts zou er ook iets zeer bijzonders te zien zijn, namelijk “Schakende Leeuwen”. Nu ben ik persoonlijk niet gecharmeerd van dieren in het circus, maar schakende leeuwen dat was toch wel heel bijzonder, dat wilde ik eigenlijk wel zien. Dus besloot ik om met Dini naar een voorstelling te gaan.

Het programma viel niet tegen, leuke acts en het circusorkest toeterde er stevig op los. In de pauze werd de leeuwenkooi opgebouwd. In het midden van de kooi werd een stevige tafel geplaatst met een stalen blad met daarop een schaakbord geschilderd. Er stonden volgens mij magnetische stukken op, want ze bleven stevig zitten bij het op de kant binnensjouwen van deze tafel.

Merkwaardig genoeg werd kort daarna de schaaktafel weer uit de kooi verwijderd, wat mij een beetje bevreemdde. In de pauze mocht je de stallen bezichtigen en daar vroeg ik aan iemand bij de leeuwenwagen waarom het schaakbord verwijderd was. Hij vroeg of ik even mee wilde gaan en bracht mij naar de in een prachtig kostuum gestoken spreekstalmeester. Van hem hoorde ik dat de act met de schakende leeuwen helaas niet door kon gaan in verband met ziekte van een van de leeuwen.

Hij baalde want er was in de pers veel aandacht besteed aan de act met de “Schakende Leeuwen”; als dit nu niet door zou gaan was dat geen reclame voor het circus. Hij vroeg of ik kon schaken en ik antwoordde dat ik geen grootmeester was, maar wel een behoorlijk potje kon schaken. Hij had een voorstel: ze hadden een leeuwenpak, als daar een volwassen man in ging dan was hij niet van een echte leeuw te onderscheiden. Als ik daar nu eens in kroop en tegen de andere leeuw ging schaken dan was hem dat wel 100 euro waard. Ik voelde er niets voor want het was nog niet eens genoeg voor een jaar contributie van Schaakstad. Dat zei ik hem dan ook en toen hij daarop zijn bod verhoogde tot het niveau van een jaar contributie, zwichtte ik en ging akkoord.

Zo kwam het dat ik na de pauze niet netjes naast Dini op de tribune zat, maar peentjes zwetend tegenover een levensgrote leeuw achter een onbenullig schaakbord in een circuspiste. In het pak zat een mechanisme waarmee ik de muil van de leeuw kon openen en er tegelijkertijd een vreselijke brul uit een in het voorhoofd ingebouwde speaker kwam, waar ik me een aap van schrok.

Ik had wit en wist zowaar een pion te verschuiven op het inderdaad magnetische schaakbord. De leeuw tegenover me liet een machtige brul horen en verschoof ook een pion. Daarbij kwam hij met zijn kop naar voren en rook ik een enorm smerige lucht die uit zijn enorme keel naar buiten kwam.

Het was bloedheet in het pak en het zweet liep me in de ogen, waar was ik in vredesnaam aan begonnen. Na een paar zetten had ik wel door dat het schaakpeil van de leeuw niet zo geweldig was en ik probeerde hem snel mat te zetten, zodat ik er vanaf was en dat vreselijke pak uit kon.

Nadat ik een stuk voorgekomen was, liet de leeuw een machtige brul horen en zwaaide naar me met zijn gevaarlijk scherpe klauwen. Hij schudde met zijn kop en brulde naar me. Ik had het niet meer en kneep 'm als een ouwe dief. Hij kwam met zijn kop naar voren en nog net voor ik in katzwijm viel, hoorde ik hem fluisteren: “Heb jij het ook zo warm?”