12 december 2009

Kerstverhaal

Het was eerste kerstdag, dikke sneeuwvlokken dwarrelden naar beneden en de mensen zaten thuis bij de warme kachel, velen met familie om samen gezellig kerst te vieren met lekkere drankjes en een overheerlijk kerstdiner.

Maar bij Truus Veldstra thuis was ’t koud, haar zoontje dreinde in zijn bedje: “Mama, waarom is het zo koud?” In oude kerstverhalen was er dan vaak geen brandhout of er was geen geld om kolen te kopen. In dit geval had Truus gewoon vergeten om de thermostaat hoger te zetten, omdat ze er met haar gedachten niet bij was.

Truus was bedroefd want haar Willem was een maand geleden weggegaan om bij de schaakclub te gaan schaken, maar hij was niet teruggekeerd. Truus begreep het niet, ze hadden het goed samen, er waren geen financiële problemen en ze hadden een lief en gezond kindje waar ze beiden veel van hielden.

Ze was naar de politie gegaan om haar man als vermist op te geven, maar daar was ze niet veel mee opgeschoten. De agent die haar verklaring opnam, had het niet zo op schakers. Hij had gevraagd of Willem voor haar huwelijk ook al schaakte. Op haar bevestigend antwoord had hij meewarig met zijn hoofd geschud en iets gemompeld van: “Tsja, dan vraag je ook om problemen.” Schakers waren volgens hem niet te vertrouwen. Hij kwam ze regelmatig op het bureau tegen, als ze weer eens een paard of een dame hadden geslagen. Sommige schakers ruilden onderling hun dames, maakten zich schuldig aan bigamie, of offerden gewetenloos hun dame. Weer andere, maar vaak ook dezelfde schakers maakten door te slaan regelmatig het centrum onveilig. Kortom, als je met een schaker trouwde kon je van alles verwachten en was het eigenlijk “Eigen schuld, dikke bult”. Onverrichter zake was Truus dan ook huiswaarts gegaan.

Navraag bij de schaakclub had evenmin iets opgeleverd. Wel had ze vernomen dat Willem op die bewuste avond verloren had en troost had gezocht aan de bar waar hij hem stevig geraakt had. Terwijl de mensen vrolijk bij de mooi opgetuigde kerstboom zaten en zich verheugden op het kerstdiner, was het in huize Veldstra droefenis. Kleine Wimpie lag dreinend met een natte pamper in zijn wiegje en Truus keek naar de sneeuw die nog steeds gestaag neerdwarrelde.

Dan opeens hoorde ze, terwijl kerstklokken beierden, gerucht bij achterdeur. Even later ging de kamerdeur open en daar stond Willem, beschonken, maar hij was er tenminste. “Dag Truus,” sprak Willem terwijl hij de dikke sneeuw van zijn jas schudde, “daar ben ik weer.” Zij wierp zich aan zijn brede borst en tranen van geluk biggelden als parels over haar bleke wangen. “Oh Willem, wat fijn dat je er weer bent! Ga alsjeblieft nooit meer bij me weg!” “Komt goed meid,” sprak Willem, “maar ik moet me nu eerst effe douchen en omkleden, want over een klein uurtje begint op de club het “Kerstrapidschaaktoernooi”, en daar wil ik bij zijn.”

Ja mensen, het is helaas niet anders: schakers blijven schakers, ook met de kerst.

15 november 2009

Vraag aan Sinterklaas



Sinterklaas, ik ben zo vrij,
Ik wil graag vier overwinningen op rij.

Ik weet, het is niet simpel wat ik vraag,
Makkelijker was natuurlijk een hamer of een zaag.

Maar U bent een goed en heilig man,
Daarom weet ik dat U het kan.

Er zijn schakers die dat zomaar kunnen,
Maar zou U mij dat ook eens willen gunnen.

Zeg niet: “Ap, zo wil je toch niet winnen,
Dat voelt toch niet goed van binnen?”

Dat scheelt me echt geen zier,
Elke overwinning geeft me veel plezier.

Dus zeer oude man,
Als het effe kan.

Geen chocola, fondant of marsepein,
Die vier overwinningen moeten het zijn.



1 november 2009

Timmerman schaakt hartenvrouw

Als u van het bovenstaande geen chocola kunt maken is dat logisch: voor mensen die niet kunnen schaken is een gesprek tussen schakers ook een soort wartaal.

“Ik kreeg een vork voor de kiezen”, als deze zin bij het uitleggen van een schaakpartij gebezigd wordt, begrijpt een schaker precies wat er bedoelt wordt. Zou een niet-schaker deze woorden horen, dan zal hij dit absoluut niet koppelen aan het edele schaakspel, maar vermoedelijk denken dat er een pijnlijk ongemak is ontstaan tijdens het nuttigen van voedsel.

Er is meer jargon bij het schaken dat een buitenstaander niet zou begrijpen. Wat dacht u van ”Ik kwam een kwal achter” of “Ik kreeg het centrum niet bezet”? En als er gezegd zou worden “Ik ruilde de lopers”, zou men hooguit denken dat er huisraad van eigenaar verwisselde.

Ook bij veel beroepen worden woorden en zinnen gebruikt die een niet-ingewijde als wartaal zou kwalificeren. Als oud-timmerman ken ik nog wel een paar typische bouwuitspraken: “Maak hem maar flink arm”, “De kraaienpoten kunnen wel weg” en “Hier heb je mijn sabel, maak effe wat drieklezoren”. Een zeer geliefde kreet was “Er zit zwik in de lucht” (Onderaan deze map worden deze en nog volgende termen uitgelegd.)

Een spel met enorm veel jargon is wel het klaverjassen. Hier een beknopt lijstje met termen die een niet-klaverjasser absoluut niet met klaverjassen zou associëren:

• Ik heb een klompenwinkel
• Dat is broedermoord
• Nat gaan
• Een mars spelen
• Stuk
• Spekken
• Praatje pot
• Nel
• Jassen
• Ik ga in de liefde
• Zwart voor de ogen
• Bedienen
• Slechte of goede hand
• Seinen
• Cola-truc

Natuurlijk wil ik dit verhaaltje beëindigen met een kreet uit het schaken. Als een niet-schaker zou meeluisteren met een gesprek tussen twee schakende vrienden van hem en hij zou horen “Ik bood tot twee keer toe mijn dame aan, maar hij wilde niet ruilen”, zou deze man wel eens een heel vreemde indruk van zijn vrienden kunnen krijgen. Dus schakers let op uw woorden!


Bouwjargon
Maak hem maar flink arm - Schaaf hem maar flink schuin
Kraaienpoten - Stutten onder betonbekisting
Sabel - Strip ijzer om metselstenen op
maat te hakken
Drieklezoor - Metselsteen gehakt op ¾ lengte
Zwik in de lucht - Regenbui op komst, tijd om te
zwikken (kaartspel)

Klaverjasjargon
Klompenwinkel hebben  - Van elke soort 2 kaarten hebben
Broedermoord - Alleen troef weghalen bij maat
Nat gaan - Verliezen
Een mars spelen - Alle slagen halen
Stuk - Dame en Heer van troef
Spekken - Kaart met hoge waarde bijgooien
Praatje pot - Met praatje maat beïnvloeden
Nel - Troef negen
Jassen - Schudden
In de liefde gaan - Harten troef maken
Zwart voor de ogen - Alleen klaver en schoppen hebben
Bedienen - Bijgooien wat gevraagd wordt
Slechte of goede hand - Slechte of goede kaarten hebben
Seinen - Kaart bijgooien waar maat op kan
reageren
Cola-truc - Glas met drank over kaarten gooien
bij slechte kaart

1 oktober 2009

Schaken als een leeuw

Als kind groeide ik op aan de Vosselmanstraat: waar nu het politiebureau staat, stond toen ons huis, dicht bij het Beekpark waar regelmatig kermissen en circussen hun tenten opsloegen. Vooral de circussen waren bij mij en de buurjongens erg in trek, want als je van aanpakken wist mocht je helpen met het opbouwen en inrichten van de tent. Je kreeg betaald in vrijkaartjes die alleen inwisselbaar waren voor een middagvoorstelling, want dan kwam de tent toch nog nooit vol. Zo kostten we eigenlijk niks. Ons maakte dat niets uit: we hadden niet in de gaten dat we eigenlijk uitgebuit werden en sjouwden manmoedig met planken die, vastgehaakt aan het frame van de tribune, zitplaatsen opleverden voor het geëerd publiek.

Als je dan met je vriendjes gratis naar het circus mocht, genoot je met volle teugen van de clowns, acrobaten en koorddansers. Maar het mooiste was nog als je bij wijze van groet je hand opstak naar een van de jou bekende circusmensen. Als die persoon dan teruggroette, gaf dat je het gevoel dat je ook een beetje bij het circus hoorde. Door deze jeugdervaringen heb ik dan ook nog steeds een zwak voor het circus.

Kortgeleden deden aanplakbiljetten schreeuwerig hun best om publiek te trekken voor een circus dat zijn tenten zou opslaan in Deventer. Naast de gebruikelijke circusacts zou er ook iets zeer bijzonders te zien zijn, namelijk “Schakende Leeuwen”. Nu ben ik persoonlijk niet gecharmeerd van dieren in het circus, maar schakende leeuwen dat was toch wel heel bijzonder, dat wilde ik eigenlijk wel zien. Dus besloot ik om met Dini naar een voorstelling te gaan.

Het programma viel niet tegen, leuke acts en het circusorkest toeterde er stevig op los. In de pauze werd de leeuwenkooi opgebouwd. In het midden van de kooi werd een stevige tafel geplaatst met een stalen blad met daarop een schaakbord geschilderd. Er stonden volgens mij magnetische stukken op, want ze bleven stevig zitten bij het op de kant binnensjouwen van deze tafel.

Merkwaardig genoeg werd kort daarna de schaaktafel weer uit de kooi verwijderd, wat mij een beetje bevreemdde. In de pauze mocht je de stallen bezichtigen en daar vroeg ik aan iemand bij de leeuwenwagen waarom het schaakbord verwijderd was. Hij vroeg of ik even mee wilde gaan en bracht mij naar de in een prachtig kostuum gestoken spreekstalmeester. Van hem hoorde ik dat de act met de schakende leeuwen helaas niet door kon gaan in verband met ziekte van een van de leeuwen.

Hij baalde want er was in de pers veel aandacht besteed aan de act met de “Schakende Leeuwen”; als dit nu niet door zou gaan was dat geen reclame voor het circus. Hij vroeg of ik kon schaken en ik antwoordde dat ik geen grootmeester was, maar wel een behoorlijk potje kon schaken. Hij had een voorstel: ze hadden een leeuwenpak, als daar een volwassen man in ging dan was hij niet van een echte leeuw te onderscheiden. Als ik daar nu eens in kroop en tegen de andere leeuw ging schaken dan was hem dat wel 100 euro waard. Ik voelde er niets voor want het was nog niet eens genoeg voor een jaar contributie van Schaakstad. Dat zei ik hem dan ook en toen hij daarop zijn bod verhoogde tot het niveau van een jaar contributie, zwichtte ik en ging akkoord.

Zo kwam het dat ik na de pauze niet netjes naast Dini op de tribune zat, maar peentjes zwetend tegenover een levensgrote leeuw achter een onbenullig schaakbord in een circuspiste. In het pak zat een mechanisme waarmee ik de muil van de leeuw kon openen en er tegelijkertijd een vreselijke brul uit een in het voorhoofd ingebouwde speaker kwam, waar ik me een aap van schrok.

Ik had wit en wist zowaar een pion te verschuiven op het inderdaad magnetische schaakbord. De leeuw tegenover me liet een machtige brul horen en verschoof ook een pion. Daarbij kwam hij met zijn kop naar voren en rook ik een enorm smerige lucht die uit zijn enorme keel naar buiten kwam.

Het was bloedheet in het pak en het zweet liep me in de ogen, waar was ik in vredesnaam aan begonnen. Na een paar zetten had ik wel door dat het schaakpeil van de leeuw niet zo geweldig was en ik probeerde hem snel mat te zetten, zodat ik er vanaf was en dat vreselijke pak uit kon.

Nadat ik een stuk voorgekomen was, liet de leeuw een machtige brul horen en zwaaide naar me met zijn gevaarlijk scherpe klauwen. Hij schudde met zijn kop en brulde naar me. Ik had het niet meer en kneep 'm als een ouwe dief. Hij kwam met zijn kop naar voren en nog net voor ik in katzwijm viel, hoorde ik hem fluisteren: “Heb jij het ook zo warm?”

2 september 2009

Avontuur op de IJssel

Naast het schaken heb ik nog een hobby en dat is vissen. Veel mensen vinden dit beide oersaaie bezigheden. Dat schaken absoluut niet saai is wist u natuurlijk al, maar ook vissen is verre van saai getuige het volgende relaas.

Het is een mooie vakantiedag in augustus en we huizen in onze caravan aan de IJssel. Voor de avond is er bewolking en wind voorspeld: ideaal weer om snoekbaars te vangen. Mijn vismaat en ik hebben dan ook het plan opgevat om na het avondeten met onze visboot uit te varen om te proberen een paar van deze mooie en heerlijke vissen te vangen. Maar eerst moeten er aasvissen gevangen worden. Daarvoor lopen we met een hengeltje en een emmer naar de IJssel om voorns en alvers te vangen om die 's avonds als aasvis te gebruiken. Een gevoelig dobbertje aan een dun snoertje, een klein haakje met een made, een handvol voer in het water en dan mogen ze van ons bijten. Al na een paar minuten is het raak en stoppen we het eerste voorntje in de emmer.

Iets verderop zijn wat mannen aan het prutsen aan een buitenboordmotor; ze hebben al een paar keer geprobeerd om hem te starten maar hij geeft geen teken van leven. De kijkers geven goede raad maar of dat zal helpen is te betwijfelen. Dirk, de assistent beheerder van de camping, komt aanfietsen en maakt even een praatje met de buitenboord monteurs en komt dan naar ons toe. Dirk is geboren en getogen in Fortmond (buurtschap nabij Olst waar onze camping ligt) en is een prachtige kerel, die zich bedient van het Sallandse dialect.

“Hoe ist jongs, wilt ze nog bieten”, vraagt hij. Ze bijten prima: in de emmer zwemmen er al een stuk of tien. Maar omdat wij het vaste praatje van Dirk niet willen verstoren, zeggen wij dat we nog geen stootje gezien hebben. “Weet-ie wai dan mot doen?”, vraagt Dirk. Wij weten het niet. “Dan moi de pette achtersteveuren opzetten” “En waarom denk je dat dat helpt, Dirk”, vraag ik. Het is vragen naar de bekende weg, want ik weet precies wat Dirk gaat zeggen. Ook deze keer klopt het precies: “Dan denk ze dai op huus aan gaot”, is zijn antwoord. Dirk heeft meer van die mooie uitspraken, bijvoorbeeld “Vanaovond moi op de paling gaon want ze staot rechtop in de Iesel.”
Op onze vraag wat er met de buitenboordmotor van Willem aan de hand is, heeft hij ook een trefzeker antwoord klaar: “Hij hef geen vonk moar Willem hef geluk want ut bent hier op de camping allemaal specialisten. As ze daor maor goed naar luustert, dan witte zekers dat zien motortje ut nooit meer zal doen.”

Tegen de avond is er een stevige bries opgestoken en schuiven er donkere wolken binnen, tijd om te vertrekken. We laden werphengels en uiteraard de emmer met aasvis in en starten onze motor, die moeiteloos aanslaat. We maken de touwen los die ons bootje aan de steiger hielden en daar gaan we. We hebben de fishfinder aan en op een schermpje zien we hoe de bodem onder de boot er uitziet compleet met aanwezige vissen. We zoeken een talud want daar houdt de snoekbaars zich graag op.

In een scherpe bocht van de IJssel tussen twee kribben in gaan we voor anker. Zielig voor ze, maar de aasvissen worden in stukken gesneden en gaan aan de haak: de kop aan de ene en de staart aan de andere hengel. Nu begint het wachten op een aanbeet. Het duurt niet lang: na nog geen tien minuten heeft Cees beet. Het is bijna niet te zien maar de top van zijn hengel beweegt. Voorzichtig haalt hij de hengel uit de steun en doet de klem van de molen naar boven, zodat de vis weg kan zwemmen zonder dat hij weerstand voelt. Het duurt even, maar plotseling tolt het snoer van de molen. Cees klapt de molen dicht en geeft een forse ruk met de hengel om de haak te zetten. Het lukt: de vis is gehaakt en moet nu binnen gehaald worden. De vis duikt naar beneden, wat ons al de zekerheid geeft dat het een snoekbaars is: een snoek gaat meestal zigzaggen. Ik sta al klaar met het schepnet en als de vis moegestreden is, belandt hij in het net. Het is een prachtige dikke snoekbaars van ruim 60 cm.

Even geen beet meer dus tijd voor een bakkie soep, we hebben onze bekers net gevuld uit de thermosfles als er vanaf richting Deventer een vrachtboot nadert met zand. Het is vermoedelijk de “Vlieland”, een boot die regelmatig op de IJssel vaart. Vanaf Zwolle nadert een duwboot vol containers. Door middel van blauwe borden hebben ze elkaar al gemeld dat de één de binnenbocht en de ander de buitenbocht neemt. Als het een beetje tegenzit kruisen ze pal voor onze neus. Het gedonder begint al: door de enorme waterverplaatsing van beide boten raast water en zand onder onze boot weg en komen we bijna droog te liggen en raakt een anker los. Cees mikt de soep van zich af en heeft de tegenwoordigheid van geest om onze buitenboordmotor omhoog te zetten. Dan komen de golven van beide vrachtboten op ons aanrollen: de boot wordt opgetild en op de keien gesmeten, waar we scheef en met onze visspullen drijvend in de nu half met water gevulde boot rotsvast blijven liggen. Ik heb mijn bekertje soep nog steeds in de hand en zelfs geen druppel gemorst.

Als onze hartslag weer een beetje gezakt is, maak ik mijn soep op en mikt Cees de aasvisjes overboord en begint met de emmer de boot leeg te scheppen. Ik hoop dat de snoeren van onze hengels niet allemaal in de knoop zijn geraakt en begin de snoeren in te draaien. Het valt mee: hengel één krijg ik zonder problemen binnen. Het binnendraaien van de andere gaat ook goed, totdat ik weerstand voel en het snoer dwars door de slip weer van de molen afloopt. Dat kan maar één ding betekenen: er hangt een vis aan. Het gebeurt wel vaker dat je beet krijgt als een boot passeert: door de schroef van zo’n boot gaat het aasvisje onnatuurlijk bewegen en lijkt dan op een gewonde vis, een aantrekkelijke prooi voor een roofvis. Het is inderdaad een snoekbaars en samen lukt het ons om snoekbaars twee in de boot te krijgen. Hij is zelfs nog iets groter dan nummer één en we grijnzen naar elkaar, want dit visavontuur krijgt zo toch nog een happy end.

We vinden een dikke tak en gebruiken die als hefboom om de boot weer in zijn element te krijgen. Dat lukt en met een deuk of wat meer dan toen we vertrokken, varen we huiswaarts waar we dit avontuur in geuren en kleuren vertellen.

Ik begon dit verhaal door te melden dat mensen die schaken saai vinden ongelijk hebben, maar… vergeleken met vissen hebben ze misschien wel een beetje gelijk.

1 juni 2009

Huisschaker of clubschaker?

U kent ook vast wel mensen die kunnen schaken, maar die geen lid zijn van een schaakvereniging. Ze schaken af en toe met een kennis, familielid of vriend, of ze schaken op het Internet. Laten we wat mogelijkheden vergelijken en via rapportcijfers uitzoeken wat leuker is: huisschaker of clubschaker.
  • Mogelijkheid 1
    Bij het schaken tegen een kennis is die persoon wellicht veel beter en je verliest eigenlijk altijd, of jij bent veel beter en de kennis verliest altijd. Lijkt me geen van beide leuk. Bij het clubschaken speel je vaak tegen schakers van je eigen niveau. Is dus veel leuker. Daarom geef ik bij dit onderdeel het clubschaken een 8 en het huisschaken een 4...

  • Mogelijkheid 2
    Je speelt af en toe met iemand en de ene keer win jij en de andere keer wint de ander. Dit is al een stuk leuker dan als er altijd één wint, maar het blijft natuurlijk saai om altijd met dezelfde speler te schaken.
    Bij het clubschaken speel je tegen veel meer tegenstanders, dus geef ik daar een 9 voor, het thuis schaken met een vast iemand van dezelfde sterkte is natuurlijk ook best leuk, dus een 7.

  • Mogelijkheid 3
    Je schaakt wel eens met een oom op leeftijd die goed in de slappe was zit. Jij schaakt veel beter, maar de oom kan slecht tegen zijn verlies en je hoopt als zijn lievelingsneef een mooi bedrag te erven. Je kunt dus beter niet winnen en je moet bewust blunderen om suikeroompje te vriend te houden. Opzettelijk verliezen hoef je bij een club nooit te doen, dus daar scoort het clubschaken een 10. Thuis verplicht moeten verliezen is verschrikkelijk, dat wordt dus een 1.

  • Mogelijkheid 4
    Je schaakt via een website tegen veel andere schakers meestal korte partijen waarbij het chatten vaak niet verder gaat dan S6 (succes) en als antwoord U2 (jij ook). Sociaal stelt dat Internetschaken dus over het algemeen niet veel voor. Het clubschaken is dan toch socialer. Daarom een 8 voor het clubschaken en een 7 voor het sociale van het Internetschaken, want daar komt toch ook nog wel eens een vriendschap uit voort.

  • Mogelijk 5
    Je schaakt via een website en je krijgt een leuk contact met een buitenlandse schaker. Zo schaakte ik regelmatig met een Noor en tijdens het schaken chatten we, in steenkolenengels, met elkaar. Hij vertelde dat hij met “the family in the holiday” naar Nederland kwam en of ik het “nice” zou vinden als ze dan een paar dagen zouden komen logeren. “Very nice”, jubelde ik, maar ik moest er toch echt niet aan denken dat ik een koppel Noren met bijbehorende, misschien wel zeer vervelende, kinderen te logeren zou krijgen. Dus gaf ik niet mijn adres op maar het adres van iemand van Schaakstad die ik niet zo mag. Dini was in de keuken en ik riep: “We krijgen een familie Noren te logeren, leuk hè?” “Ben jij niet goed wijs of zo”, beet ze me toe. “Maak je niet ongerust, ik heb het adres van iemand anders opgegeven.” Volgens haar kon ik dat niet maken, maar ja, ik had het al gedaan.
    Via het Internet vreemde mensen ontmoeten zou de één heel erg leuk vinden, maar anderen, waar ik ook bij hoor, zouden dat helemaal niets vinden. Dus geef ik voor het mensen ontmoeten via het Internet een 4, voor het mensen ontmoeten via een club een 8.

Eindcijfers en conclusie

Het gemiddelde cijfer voor het clubschaken is 8,6 thuis en via het Internet schaken scoort een 4,6. De conclusie moet dus wel zijn dat bij een club schaken leuker, socialer, gevarieerder, spannender en gezelliger is dan thuis. Dus huisschaker als u dit stukje leest, ga dan eerst lekker met vakantie en ga dan in september, als de nieuwe competities starten, schaken bij een schaakvereniging, het liefst bij Schaakstad Apeldoorn of bij het Schaken Overdag in ’t Vogelnest. Maar blijf vooral ook thuis schaken en - als u het geld goed kunt gebruiken - zelfs verliezen van die vermogende suikeroom.

_____________________________________________________________
De “Map van Ap” gaat ook even met vakantie, maar zal vanaf september weer met een verse map op de mooie site van Schaakstad Apeldoorn te vinden zijn.

2 mei 2009

Maar zo-zo zijn

Een jongen van 15 komt thuis van school en hoort bij binnenkomst pianomuziek. “Het is weer zover”, denkt hij, "moeder zit weer lekker vals op de piano te spelen."

De jongen heeft gelijk: moeder zit achter het instrument, ze mist af en toe een noot, speelt in een verkeerde toonsoort en het tempo is ook niet geweldig. Toch heeft ze er veel plezier in en geniet van haar niet zo geweldige spel.

De puberzoon kan het niet laten om een sarcastische opmerking te maken: “Als de kat over de toetsen loopt, klinkt het nog muzikaler dan dat gepingel van jou ma”. "Maakt me niets uit, ik heb er plezier in en dat vind ik belangrijker dan dat het perfect is”, antwoordt de moeder.Terwijl ze weet dat haar spel maar zo-zo is, speelt ze piano omdat ze er plezier in heeft. Gelukkig zijn er veel mensen die dingen doen terwijl ze er niet zoveel van bakken.

Veel leden van Schaakstad Apeldoorn komen elke week trouw schaken terwijl ze weten dat hun naam altijd ergens onderin de ranglijst te vinden zal zijn. Ook ik ben zo’n schaker die nooit een topper zal worden, maar als ik af en toe maar eens een keer win en het een veel betere schaker moeilijk kan maken ben ik al tevreden en heb ik er plezier in, net als die moeder van haar pianospel.

Het heeft ook voordelen als je niet zo geweldig bent. Wanneer je tegen een veel betere schaker verliest maakt dat niet zoveel uit: het zat er in en niemand kijkt er van op. Maar als de veel betere schaker verliest, ben je zomaar de held van de avond. Ik heb dat zelf ondervonden toen ik een keer van Jan-Dirk wist te winnen.

“Heb jij er dan nooit de pest in als je verliest?”, zult u zich misschien afvragen. Het antwoord is: natuurlijk wel. Zo speelde ik een tijdje terug bij het “Schaken Overdag” tegen de koploper. In het eindspel had ik nog vier pionnen en een toren; mijn opponent, die drie pionnen en een toren had, bood remise aan. Ik weigerde, want met die pluspion moest het toch mogelijk zijn om te winnen, dacht ik. Een paar zetten later was ik mijn voorsprong kwijt en verloor ik de partij. Ik kan u verzekeren dat ik er stevig de pest in had.

Met een rothumeur reed ik naar huis, waar Dini op de kleinkinderen paste. De eerste woorden van Dennis (mijn kleinzoon) waren: “Opa, ik vind je lief”, en meteen kon mij die verloren schaakpartij geen bal meer schelen.

Als ik dan zie hoe serieus sommigen het schaken nemen door bijvoorbeeld te zeuren over de accommodatie, de tafels, de stoelen of overstuur raken bij de gedachte dat een team degradeert, denk ik wel eens: mensen doe normaal, er zijn belangrijker dingen in het leven dan een verloren of gewonnen schaakpartijtje.

4 april 2009

Memories

We schrijven het jaar 1985. Via de KNSB wordt er melding gemaakt dat er een cursus "Recreatie Schaakleiders" wordt gestart, of er nog mensen van de SVA belangstelling hebben? Het is een pittige cursus, die bestaat uit 24 lesavonden in het Jaarbeursgebouw in Utrecht en wordt afgesloten met een examen. Indien geslaagd, wordt men beloond met het diploma “Recreatie Schaakleider”.

Jan Diekmann voelt er wel iets voor en vraagt of ik mee ga. Mij niet realiserend dat 24 keer naar Utrecht reizen voor iemand die niet echt een negen-tot-vijf baan heeft, niet mee zal vallen, stem ik toe om mee te gaan.

We konden voordelig met de trein en dat was ook nog eens erg gezellig, want Jan wist iedereen in de coupé aan het praten te krijgen. Oppervlakkige maar ook diepzinnige gesprekken, soms vertelden mensen hun hele levensverhaal, want Jan had iets vertrouwelijks dat mensen er toe bracht om hun hart bij hem uit te storten. Het was nooit saai in de trein.

De cursus was interessant en leerzaam, we kregen schaakles van Herman Grooten, spelregelkennis werd ons bijgebracht door de internationale arbiter Geurt Gijssen, die nog hoofdarbiter was bij de match Fischer – Spassky in 1972. We moesten onder meer een fictief schaaktoernooi leiden via het Zwitsers en het Keizer systeem, uiteraard zonder computer.

Ook moesten we schaakles geven, de medecursisten speelden dan voor leerlingen. Ik weet nog dat Jans les ging over een "dolle toren" en mijn les over het "en passant slaan". 't Viel allemaal nog niet mee.

Er was zelfs een korte cursus EHBO met onder andere hartmassage en mond-op-mond beademing op een pop. Persoonlijk had ik liever gehad dat ze daarvoor een jonge appetijtelijke jongedame hadden ingehuurd, maar helaas we moesten het doen met een pop, gelukkig wel van vrouwelijke kunne.

Jan haakte op een gegeven moment af en hij was niet de enige. We begonnen met ongeveer twintig mensen, op het eind waren daar nog maar zeven van over. Het was ook wel zwaar, maar ik wilde het afmaken en - ondanks dat de treinreizen zonder Jan veel minder leuk waren - hield ik vol en deed op 11 juni 1986, op de verjaardag van mijn oudste zoon, examen in de categorieën: Lesgeven aan groepen, Techniek, Methodiek en Tactiek, alsmede eigen vaardigheid, Spelregels en wedstrijdsystemen, Schaakgeschiedenis en organisatie, PR en gezondheidsaspecten bij schaakactiviteiten.

Met cijfers tussen de 6 en 8 slaagde ik en als stoffelijke herinnering aan deze cursus hangt het "Diploma Recreatie Schaakleider" nog steeds, keurig ingelijst, aan de muur.

Terugkijken op gebeurtenissen uit het verleden is leuk, maar doe het niet te vaak want:
wie met herinneringen leeft, wordt oud; wie plannen voor de toekomst heeft, blijft jong.

1 maart 2009

Help, mijn man heeft een hobby!

Dat is de titel van een tv-programma waarbij mannen aangesproken worden op het hebben van een hobby die zoveel tijd in beslag neemt, dat hun gezin, maar voornamelijk hun vrouw, daar onder te lijden heeft.

Zo was er een karpervisser die elk weekend aan de waterkant te vinden was om vette karpers aan de haak te slaan. Door de week was hij druk met vislood gieten en uiteraard maakte hij zijn eigen boillies (aas voor karpers). Sociaal contact had hij alleen met zijn vismaten.

Ook was er een man die fanatiek motorcrosser was, in de weekenden deed hij mee aan wedstrijden en door de week was hij altijd aan het sleutelen aan zijn motoren.

Het gezin kwam, bij deze mannen, op de tweede plaats en andere sociale dingen kwamen helemaal niet aan bod. Nu ben ik ook nogal een man van hobby’s en vraag mij af of ik ook niet te veel tijd besteed aan schaken, klaverjassen, biljarten, puzzelen, lezen en vissen.

Als ik dat omreken in uren per week, kom ik toch al snel op 40 uur per week. In mijn voordeel spreekt dat ik veel dingen samen met mijn echtgenote doe, ik denk dan ook dat ik van haar niet snel klachten zal krijgen over verwaarlozing binnen het huwelijk.

Ook heb ik gelukkig nog tijd om met de kleinkinderen een spelletje te doen, tenminste als die tijd hebben, want de computer en hun Nintendo-DS laten hun niet veel tijd om met opa een potje te kaarten of om een potje stratego te doen.

Hoe zit het met u, beste lezer? Neemt bij u, om maar iets te noemen, het schaken misschien zoveel tijd in beslag dat u ook wel in aanmerking zou komen voor een hoofdrol in “Help, mijn man heeft een hobby”? Of valt het allemaal wel mee? Valt het niet mee, doe dan eens iets leuks om het een beetje goed te maken.

Nadat ik urenlang in een spannend boek aan het lezen was geweest, en geen boe of bah had gezegd, wilde ik eens lief zijn en vroeg aan mijn vrouw: “Zullen we gezellig gaan wandelen en dan onderweg bij de chinees even een loempia eten en een biertje drinken?” “Geen tijd”, zei ze, ”ik ben bezig met mijn verzameling puntenslijpers.” Toen was ik het die riep: “Help, mijn vrouw heeft een hobby!”

1 februari 2009

IQ-test

In de tv-gids lees ik dat BNN de “Nationale IQ Test 2009” uitzendt. Ik herinner me dat ik vorig jaar ook heb meegedaan en toen een IQ van 128 scoorde. Dus leuk om nu weer mee te doen en te proberen een hogere score te bereiken.

Op de bewuste avond installeer ik me voor de tv. Er zijn verschillende manieren om mee te spelen: per sms, op het Internet, ouderwets met pen en papier, maar ook - als je digitale tv van UPC hebt - met de afstandbediening van de tv. Ik kies voor het laatste, want dat is lekker makkelijk. Nadeel is dat je moeilijk vals kunt spelen.

Dan begint het, ik doe mijn uiterste best en breng het er in het begin, bij het onderwerp taal, redelijk goed vanaf, denk ik. De rekenopgaven zijn voor mij een stuk lastiger en ik moet vaak een antwoord gokken. Ook de vragen waarbij er een beroep wordt gedaan op het logisch denken, zijn voor mij een “crime”. Als schaker zou je juist dat soort vragen makkelijk moeten vinden, maar bij mij is dat niet het geval, een opgave zoals hieronder beschreven brengt mij totaal in verwarring:

Rob, Karin, Theo en Laura zitten rondom de tafel te praten over de sporten die ze beoefenen.

  • Rob zit recht tegenover de trimmer
  • Karin zit rechts van de zwemmer
  • Laura zit tegenover Theo
  • De kegelaar zit links van de tennisser
  • Naast Theo zit een man

Welke sport beoefent ieder van de vier? *

Zulke vragen zijn voor mij niet te doen: ik snap daar helemaal niets van terwijl mijn kinderen zulke dingen een “eitje” vinden. Maar goed, terug naar de IQ-test, de vragen over ruimtelijk inzicht gaan wel weer lekker. De test loopt op zijn eind en ik ben toch wel benieuwd naar mijn score. Onderin het beeld loopt een balkje langzaam vol ten teken dat mijn score wordt berekend, wat zal het worden? Dan is het zover: op het scherm wordt mijn score zichtbaar, het is een IQ geworden van 135.

Ik ben dik tevreden, temeer omdat het gemiddelde van de mensen die in heel Nederland hebben meegedaan op 115 uitkomt. Ook de groepen in de studio kwamen lang niet aan de 135. Daar was de hoogste individuele score 128 en deze werd gehaald bij de groep bekende Nederlanders. Ook mijn score van vorig jaar werd verbeterd met maar liefst 7 punten, reden tot tevredenheid.

Hebt u ook meegedaan en minder gescoord dan 135 punten, vertel het mij. Dan sta ik klaar met troostende woorden en een schouderklopje. Hebt u hoger gescoord dan 135 punten, houd het dan voor u, tenslotte hoeft u niet alles aan de grote klok te hangen.

10 januari 2009

TomTom

Mijn zoon komt even aan, hij heeft wat in elkaar geprutst: in een oude iPod heeft hij software geladen van een TomTom. Via een oortje met de sensuele stem van Manuela Kemp, wordt hij nu naar elk gewenst adres geloodst. “Leuk”, zeg ik, “maar wat moet ik ermee: ik heb al een navigatiesysteem. Als je dat ding nu zo ombouwt dat ik er die jeugdschakertjes van Schaakstad mee van het bord veeg, dan heb ik er veel meer aan.”

“Oké”, is zijn antwoord, “ga ik proberen.” Na een week prutsen heeft hij het volgens hem voor elkaar en legt hij mij uit hoe het werkt: “Kijk pa, je hangt de iPod om je nek, stopt dit apparaatje in je oor en dit microfoontje in je neusgat, dat past makkelijk want jij hebt niet achteraan gestaan bij het uitdelen van de neuzen. Het werkt allemaal draadloos, want anders hadden we de draden onderhuids aan moeten brengen en dat zul je wel niet over hebben voor een overwinning op zo’n knaapje, verder hoef je het apparaat alleen nog maar op schaken te zetten en klaar is Kees.” Ik ben nog erg sceptisch en vraag: “Hoe weet dat apparaat nu welke zetten we doen?” “Simpel”, zegt hij, “dat spreek je in, daar is dat microfoontje in je neus voor, bij Schaakstad is het toch nooit rustig, dus dat merkt niemand.”

Dan is het zover: ik moet tegen zo’n irritant jeugdspelertje. Volgens mij heb ik alles goed geïnstalleerd en we gaan van start. Het knulletje speelt 1. e4. “Zo”, zeg ik, “Jij speelt dus e4.” Meteen tettert Manuela in mijn oor “e6”. Uiteraard speel ik dat, het joch speelt 2. d4, dus mompel ik “d4” en de zwoele stem in mijn oor fluistert “d5”. Het gaat goed en er volgt 3. Pc3 - Pf6, 4. Lg5 - Le7. Maar na 5. e5 gaat het mis: Manuela zegt met een zoetgevooisde stem: “Probeer zo snel mogelijk te keren”. Wat moet ik nu? Volgens mij spelen we de Franse opening, maar daar weet ik zo weinig van dat ik besluit om maar even naar het toilet te gaan om het apparaat te inspecteren. Het blijkt dat het knopje van schaken naar navigatie is verschoven, ik schuif hem weer naar schaken en nu maar hopen dat hij weer werkt.

Terug aan tafel: “Jouw laatste zet was e5, dat had ik wel verwacht”, lieg ik, het blijft angstig stil in mijn oor. Ik tik met mijn hand op het apparaat om hem tot leven te wekken. Na wat gekraak komt Manuela met: “Neem na 300 meter de derde afslag op de rotonde.” Jeetje, weer fout. Ik sla nu iets harder op het ding en plotseling komt de karakteristieke stem van Frits van Turenhout door met: “Feyenoord… Vitesse, één… één, Ajax… F.C. Twente, één… twee.” Ik begrijp dat het niet meer goed gaat komen met het apparaat en dat ik op eigen kracht verder zal moeten spelen. Ik hou het nog even vol, maar wordt geveegd. Met veel moeite pers ik “Gefeliciteerd” uit mijn mond en geef het joch een cola.

Als u nog interesse hebt in een schakende en navigerende iPod, heb ik hem in de aanbieding voor tien euro. Nou, vijf euro dan.