1 mei 2010

Allemaal vreemden

Ik heb een euvel dat soms enorm vervelend is: ik kan slecht gezichten onthouden. Mensen herkennen mij vaak en spreken me dan aan, maar vervolgens heb ik geen idee wie het is. Meestal doe ik maar net of ik hem of haar wel herken en hoop dan dat in het gesprek dat volgt duidelijk wordt wie ik voor me heb. Soms lukt dat, maar vaak ook niet en als Dini dan na afloop vraagt “Wie was dat?”, moet ik dikwijls het antwoord schuldig blijven.

In de meubelverkoop, waarin ik werkzaam was, was het ook vaak lastig. Vaak had je klanten die bij het eerste bezoek nog niet beslisten of ze tot koop overgingen - logisch, want het ging vaak om grote bedragen. Vaak had ik had dan van alles laten zien en veel uitgelegd en als ze dan terugkwamen, herkende ik ze niet. Gelukkig had ik een prima collega die de mensen wel herkende en mij dan influisterde: “Dat zijn die mensen die jij hebt gehad voor die slaapkamer van Auping.” Dan wist ik weer wat ik allemaal had laten zien en kon ik de draad weer oppakken.

Een jaar of wat geleden liep ik met Dini tijdens de Pompdagen, een jaarlijks terugkerend dorpsfeest in het Overijsselse Heino waarbij gezelligheid voorop staat. Rommelmarkt, dweilorkesten, gezellige terrasjes, kermis en kraampjes met van alles en nog wat, kortom gezelligheid alom.

Op de rommelmarkt zag ik een schaakbord met mooie sierstukken. Op mijn vraag wat het kosten moest kreeg ik als antwoord 25 euro, vond ik wel erg veel geld. “Is het compleet”, vroeg ik. “Dat weet ik niet. Ik kan niet schaken, kijk maar even.” Ik haalde de stukken uit het doosje en constateerde dat het compleet was, maar dat hoefde de koopman natuurlijk niet te weten. Ik besloot tot een truc en sprak tot de man: “Vier torens, vier paarden, twee dames, twee koningen, vier lopers en zestien pionnen, maar helaas ontbreken de bisschoppen.” “Is dat erg”, vroeg de man. “Ja, heel erg. Zo kan je er niet mee schaken en geef ik er zeker geen 25 euro voor”, meldde ik hem. Uiteindelijk kocht ik het spul voor 5 euro - ik geef het toe, ik heb een slecht karakter.

Met het bord onder de arm gingen we op zoek naar een terras voor een drankje, het was mooi weer en alles zat vol. Opeens stond er iemand op en wenkte ons: “Albert, kom hier maar zitten. Wij hebben nog twee plekken vrij.” We schoven bij de mensen aan, het was een man en vrouw van ongeveer onze leeftijd maar vanwege mijn eerder beschreven euvel herkende ik ze niet.

Ik besloot niets te laten merken: ik zou er wel opkomen, hoopte ik. “En vertel 'ns kerel, open je nog altijd met d2-d4?” Het was dus iemand die mij kende van het schaken, het liet bij mij nog steeds geen belletje rinkelen. We bestelden vanwege het mooie weer een pilsje en ik pijnigde mijn hersens wie die mensen toch waren. Maar eens iets proberen: “Hoe is het met de kinderen”, wilde ik weten. “Je weet hoeveel problemen we gehad hebben met Rob. Je zult het niet geloven maar die zit nu bij de politie en Marjan is getrouwd met een Nieuw-Zeelander en is geëmigreerd.” Rob? Marjan? Het zegt me helemaal niets en Dini kijkt ook of ze het in Keulen hoort donderen: die zegt deze mensen ook niets. De man begint weer: “Zeg Albert, kom jij nog wel eens in die kroeg van dikke Henk?” Dikke Henk? Het zegt me niets en ook vind ik het vreemd dat hij me Albert noemt. Ik heet wel Albert maar word eigenlijk nooit zo genoemd, meestal is het Appie of Ap. “Die kroeg van dikke Henk is gesloopt”, meld ik. “Oh ja, en die tent aan de Wagenstraat dan?” “Ook gesloopt”, als ik eenmaal bezig ben laat ik geen steen op de ander.

Maar al met al heb ik nog steeds geen idee wie die mensen zijn en ben ik bang dat het ook niet naar boven komt. Dus voor ik door de mand val lijkt het me beter om op te stappen. Dus we nemen afscheid, de man zegt nog: “Groeten aan iedereen in Ommen en speciaal aan Elsje, ouwe snoeper.” Ommen? Elsje? Ik ken niemand in Ommen, die vent verwisselt me met een andere Albert die toevallig ook schaakt. Nu ja, gelukkig maar, want ik begon al te twijfelen aan mijn verstandelijke vermogens omdat ik niets van die vent in beeld kreeg. Dus ik zwaai nog maar eens en loop met Dini het feestgewoel weer in.

Maar dan begint Dini: “Wie ken jij allemaal in Ommen en wie is die Elsje?” Als ik omstandig uitleg dat die vent zich vergist en dat hij me aanziet voor een ander, dat ik niemand in Ommen ken en zeker geen Elsje, zie ik twijfel in haar ogen en bijt ze me toe: “Zal allemaal wel, maar ik geloof er geen bal van.” Op dat moment maakt een vrouw zich los van een kraampje van een af andere sekte en zegt, terwijl ze me een folder in de hand drukt, “Weet u dat het einde van de wereld nabij is?” Ik wist het.