1 november 2010

Joop

Bij het bezorgen van Schaakmagazine waren er twee exemplaren met hun cellofaantje aan elkaar blijven plakken, zodat ik ook het exemplaar dat bestemd was voor iemand anders in mijn bus kreeg. Uiteraard bracht ik het blad even naar het goede adres. Het bleek een bejaardenwoning in ons buurtje te zijn. In het tuintje was een stevige, pezige man met een grote grijze snor bezig om onkruid te wieden. We raakten aan de praat en zo maakte ik kennis met Joop.

Joop is dik in de zeventig en een gepensioneerde zeeman, die na het overlijden van zijn vrouw in onze buurt is komen wonen. Op mijn vraag van welke club hij lid was omdat hij Schaakmagazine ontving, antwoordde hij dat hij alleen een abonnement had en geen lid was van een vereniging. Hij is - zoals ze dat noemen - bejaard, maar zijn geest is nog jong en hij heeft een soort humor dat precies bij mij past. Het is dan ook niet bij dat ene bezoekje gebleven: regelmatig lopen we bij elkaar binnen voor een partijtje schaak en een praatje.

Op zijn vele reizen over de wereldzeeën heeft hij veel geschaakt met andere bemanningsleden afkomstig uit allerlei exotische landen. Zijn manier van schaken is door het schaken met mensen uit verschillende culturen voor mij soms erg vreemd, maar altijd spannend en nooit saai. Uiteraard probeerde ik hem zo ver te krijgen om bij onze club te gaan schaken, maar dat wil hij niet: het is geen man van regeltjes. Aanraken is zetten, met een klok schaken en niet gezellig mogen kletsen, zijn allemaal dingen waar hij niets van wil weten.

Ik had al verteld dat we qua humor op één lijn zitten. Dat komt vooral tot uiting als we zomaar uit het niets een verhaal op kunnen hangen dat kant noch wal raakt. Vooral als er vreemden bij zijn is dat leuk, want die weten dan niet wat ze horen, bijvoorbeeld:

“Ap, vanmiddag ging ik even een harinkje kopen en weet je wat ik onderweg tegenkwam?”
“Geen idee.”
“Een olifant met een zwaailicht voorop zijn kop.”
“Een blauwe of een oranje?”
“Een blauwe.”
“Dus vermoedelijk een politieolifant?”
“Nee, het was een brandweerolifant.”
“Oh ja, vanwege zijn slurf natuurlijk.”
“Dat niet, het was meer vanwege zijn vuurrode kleur.”
“Oké duidelijk, was hij op weg naar een brand?”
“Nee, naar zijn moeder voor een bakkie koffie.”
“Gezellig.”

Zo gaat dat tussen ons. We liggen dan helemaal in een deuk vanwege dit eigenlijk zeer domme gepraat.

Een tijdje terug gebeurde er iets aparts. Ik wandelde even naar Joop om te kijken of hij zin had om een potje te schaken. Zoals gebruikelijk liep ik gewoon de achterdeur binnen en wilde doorstomen naar zijn kamer, toen ik een vrouwenstem hoorde. Hij had dus bezoek. Ik wilde me net tactisch terugtrekken toen Joop, die mij gehoord had, de keuken inkwam. Hij fluisterde me toe: “Je komt als geroepen. Je moet me redden want ik heb een vrouw zitten, die ratelt maar door. Ik word knettergek van dat mens, ik moet haar kwijt.”

Op luide toon ging hij verder: “Zo, kom je weer geld halen, aasgier. Ik heb geen geld dus hoepel maar op.” Ik begreep dat ik mee moest spelen en zei op luide toon die zeker door de op een kier staande kamerdeur was te horen: “Je zou vandaag betalen dus kom op, dokken. Anders sta ik niet voor de gevolgen in.” Joop stak zijn duim op als teken dat de discussie zo de goede kant opging: “Je krijgt je geld heus wel maar op het moment heb ik niks. Kom volgende maand maar terug want als alles meezit, kan ik dan wat betalen.” “Dat praatje heb ik vaker gehoord,” baste ik “nu betalen anders neem ik je tv mee.” “Als je dat maar laat, gluiperd”, schold Joop. “Trouwens, je hebt bezoek: kan je daar niet wat van lenen?” “Later misschien, ik ken dat mens nog maar net”, sprak Joop wat zachter maar nog wel zo hard dat het in de kamer te horen was.

We raasden nog even door, maar na het uiten van enkele dreigementen en met de vuist op de tafel slaan, ging ik weg. Op de hoek van de straat zag ik dat de voordeur bij Joop openging en dat een vrouw gehaast het pand verliet. Ik wilde er het mijne van weten en ging snel terug, Joop liet me binnen en nadat we uitgelachen waren van ons toneelstukje, kreeg ik het hele verhaal te horen.

Wat bleek: Joop had in een of ander blaadje een advertentie gezet met deze tekst: Gepensioneerde zeeman heeft voorgoed het anker laten vallen en is op zoek naar een vrouwelijk maatje voor gezelligheid en misschien wel om scheepsbeschuit mee te eten.
Joop lachte: “Ik had eerst willen schrijven: Man met ondergebit zoekt vrouw met bovengebit om samen zoute pinda’s te eten, maar dat heb ik maar niet gedaan.”

Hij had verschillende reacties gehad en de vrouw die bij hem was, was de eerste die hij had ontvangen, de volgende dag zou de volgende komen. “Ap,” sprak hij “we gaan wat afspreken: als het weer zo’n domme kwebbel is steek ik een krant half uit de brievenbus en dan voeren we weer een toneelstukje op om haar weg te krijgen”. Ik stemde toe en ging huiswaarts om Dini het hele verhaal in geuren en kleuren te vertellen.

De volgende middag liep ik rond half vijf, volgens afspraak, richting Joop. De dame zou rond vieren komen en volgens Joop was een half uur genoeg om te zien of het wat kon worden. Ik naderde vol spanning de voordeur en keek goed naar de brievenbus, er stak geen krant half uit en dus ging ik weer terug. Dini was ook erg nieuwsgierig en op mijn mededeling dat er geen krant uit stak sprak ze: “Dat vind ik nu eens hartstikke leuk, ik hoop dat het wat wordt.” Dat kon ik alleen maar beamen.

We zijn nu een halfjaartje verder en ik kan u vertellen dat Joop misschien wel weer gaat varen maar dan... in de huwelijksboot met Agnes, de vrouw voor wie hij geen krant in de brievenbus hoefde te steken.